Georges Braque, “Gitaar en bladmuziek”, 1913 |
Georges Braque (1882-1963) hield er niet van om over kunst te praten. Of te schrijven, wat je wilt. “Het enige wat er in de kunst toe doet is datgene wat niet verklaard kan worden”, scheef hij. En ook: “Hoe moet je praten over kleur? Mensen die ogen hebben weten hoe irrelevant woorden zijn aangaande wat ze zien”. Het is net als een biografie, vond hij: alsof je het geschreven leven in de plaats wilt stellen van het geleefde leven.
Toch kan een goede biografie een geweldige leefervaring zijn. Ook helpt het iets te weten over de levensgeschiedenis van Braque om zijn werk goed te beoordelen. Anders te beoordelen dan je had gedaan als je niks van hem had geweten.
Braque was een sympathieke en bescheiden man, heel anders dan Picasso. Meer dan vijftig jaar lang was hij zijn vrouw Marcelle volkomen trouw. In 1941 werden Braques collega-schilders Friesz, Derain, Vlaminck en ook Van Dongen door de Duitse bezetter overgehaald een bezoek te brengen aan Berlijn. “Gelukkig beviel mijn werk niet”, reageerde hij, “anders zou ik misschien ik misschien ook gegaan zijn vanwege de beloofde vrijlatingen”. Na de oorlog gunde hij Friesz geen blik meer waardig.
Braque was compleet anders dan de flamboyante en theatrale Picasso, die ook geregeld met hem botste, geen vat op hem kreeg. “Toen ik hem in 1914 op de trein zette naar het front nam ik voorgoed afscheid van hem”, zei Picasso, wat niet waar was: hij bleef proberen Braque te overtuigen, van dit en van dat, altijd tevergeefs. Braque bleef altijd rustig en liet zich nooit imponeren. En toch is Picasso mij liever. Zijn werk is beter. In de geest van Braque zal ik niet proberen om dat uit te leggen. Iedereen oordele zelf, ook over hun levens. Je ziet terug in hun werk wie ze waren.
Picasso, “Gitaar en viool”, 1912 |