Walter Castle Keith, “Vriendinnen de de Jardin du Luxembourg”, ca. 1900 |
Het gesprek komt op een collega, die dierenactiviste is. “Er is toch niks mis met het hebben van idealen”, zegt mijn medereiziger, “en daar duidelijk voor staan”.
“Dat is ook niet”, zeg ik, “maar daar haat het me niet om. Wat ik bedoel is: als het te fanatiek wordt ga ik Freudiaans denken. Dan ga ik denken: waar komt dat fanatisme toch vandaan? Als het zo fanatiek wordt gaat het meestal nooit meer om de zaak zelf, maar ligt er iets anders aan ten grondslag. Iets persoonlijks, dat dieper ligt dan je zo kunt waarnemen”.
Wat op het spandoek staat is meestal bijzaak. Als er maar wat op staat.
“Man of peace or man of war, the peacock spreads his fan”.
“Dat is ook niet”, zeg ik, “maar daar haat het me niet om. Wat ik bedoel is: als het te fanatiek wordt ga ik Freudiaans denken. Dan ga ik denken: waar komt dat fanatisme toch vandaan? Als het zo fanatiek wordt gaat het meestal nooit meer om de zaak zelf, maar ligt er iets anders aan ten grondslag. Iets persoonlijks, dat dieper ligt dan je zo kunt waarnemen”.
Wat op het spandoek staat is meestal bijzaak. Als er maar wat op staat.
“Man of peace or man of war, the peacock spreads his fan”.