Feuerbach, "Medea's afscheid", 1870 |
Uit een nooit voltooid boek.
"Toch bent U hier en daar behoorlijk inconsequent in uw denken", zegt Klein.
"Misschien, maar daar zie ik niets verkeerds in".
"Jà, wat heet verkeerd. Maar een beetje consistentie in je denken lijkt me ook niet verkeerd".
"Dat zegt U, maar ik denk ook wel eens dat die hele, wat-zal-ik-zeggen, menselijke consequentiedrift, in veel gevallen ronduit belabberde en zelfs kwalijke gedachtes heeft opgeleverd".
Ik zie Klein fronsen.
"Het is niet zo moeilijk", vervolg ik: "Als je het met me eens wilt zijn dat gevoelens logisch gezien tegenstrijdig kunnen zijn, dan zijn we al een heel eind. Punt is dat de mensen altijd beginnen met redeneren. Als dit, dan moet ik wel dat, en als zus, dan moet ik wel zo. Maar in mijn beleving is dat de verkeerde weg om. We leggen uit, verklaren, maken een theorie, en zoeken er tenslotte de passende gevoelens bij. En waar de redenatie niet met onze gevoelens klopt, geven we altijd wel het voordeel van de twijfel aan de logica. Precies op dat punt geeft iedereen er dus een eigen draai aan. En daar dus gaat het fout bij iedereen die claimt een theorie te hebben. En daarom ook dat geen enkele theorie ooit iets van de waarheid weet te treffen. Trouwens, waarheid is in zichzelf al een theoretisch begrip, alleen al vanwege haar ondefinieerbare karakter, en het is daarmee onmogelijk om te proberen ze in één of andere theorie of wetenschap te vangen. En evenzeer is het dus onzin om te zeggen dat inconsequentie gelijk staat aan tegenstrijdigheid. Gevoelens zijn nooit tegenstrijdig. Net zo min als dieren logisch handelen. Elke waarheid is altijd persoonlijk".
Even stilte.
"U zult het niet erg vinden als ik U niet meer overal kan volgen", zegt Klein.
"Misschien dat hij het zelf niet eens kan volgen", zegt Hilde.