Eduard Martinez, “De rode jurk” |
Zeroya Shalev beschrijft in haar romans regelmatig personages die terugblikken op kleine gebeurtenissen, kleine terloops gemaakte opmerkingen die tekenen voor het leven. Ik bedenk me dat ik ook zo’n roman zou kunnen schrijven. Als niet over mezelf, dan wel over de mensen die ik spreek. Sommigen zijn het morgen weer vergeten, anderen verbijten zich een leven lang in pijn.
Ik luister. Mijn broertje was ziek, had een syndroom, maar kon ook heel naar doen. Hij trok de slee onder me uit en ik brak mijn arm, en hij stond me nog uit te lachen terwijl ik erg pijn had. Maar mijn ouders namen hem meteen meteen in bescherming, dat kon hij niet expres hebben gedaan, het ging per ongeluk. En ik mocht zeker niet boos op het zijn. Hou je mond!
Ik herinner me mijn vader, en mijn zus, die altijd geëxcuseerd was, altijd de hand boven het hoofd werd gehouden. Tegen wie nooit gemopperd mocht worden. “Dat je godverdomme je mond houdt”. Veel is nooit verteld tegen mijn zus. En nog. Is er gisteren nog iemand geweest? Nee, niemand geweest. Ik kan het misschien wel snappen, een beetje. Maar het blijft pijnlijk. Oneerlijk. Al krijg ik dat mijn moeder nooit goed uitgelegd.
De cover van een roman. Het portret van Martinez is passend. Ook al kan ik niet zeggen waarom. Mijn zus tekent, veel in Rückenansicht. Afwijkend. Op afstand. Zo raak je nooit dichtbij. Zo lost zich nooit iets op.