Meindert Hobbema, “Het laantje van Middelharnis”, 1689, National Gallery |
Als je in Londen bent kom je de mooiste Hollandse meesters tegen.
Hobbema’s “Het laantje van Middelharnis “ zag ik al eerder, is schreef erover op Wikipedia.
Nu stuit ik op nog een laantje, het laantje van Meerdervoort bij Dordrecht, geschilder door Aelbert Cuyp rond 1650. Ik kende het niet, maar de overeenkomst is onmiskenbaar. De hoge bomen richting het verdwijnpunt aan de lage horizon. Over de Maas kijk ik uit over het oude Dordrecht met de Grote Kerk, waar ik niet zo lang geleden ook nog was. De stad is klein maar gedetailleerd weergegeven in een helder zonnelicht. Ik zie de boten. De mannen met paarden, waarvan ik me voorstel dat de opdrachtgever ertussen zou kunnen zitten. De dikke koeien midden op de weg, die de zaak lijken op te houden. Twee vissende figuren, waarvan ik me afvraag waar ze over praten, of er iets gevangen wordt.
Verhalen vormen zich vanzelf. Meer als bij Hobbema, wiens werker bekender is en misschien ook moderner oogt, maar mij toch minder beroert dan het werk van Cuyp. Misschien wel omdat ik het pas net ontdekt heb. Ik zoek nog even na het en der of Hobbema het werk van Cuyp gekend zou kunnen hebben, maar hier doe ik geen ontdekking. Dus gewoon maar twee schilderijen vandaag. Omdat ze me zoveel genoegen verschaffen. Soms heb ik dat nodig.
Aelbert Cuyp, “Het laantje van Meerdervoort”, ca. 1650, Wallace Collection |