Labels

zaterdag 31 augustus 2019

De Biesbosch en meester Jansen




Op de lagere school leerde ik al over de Biesbosch, van meester Jansen. Ik voel me weer tien en weet nog hoe ik me voorstelde ook zelf ooit meester te zullen zijn. Wat er niet van is gekomen.

Vandaag ben ik voor het eerst van mijn leven in de Biesbosch geweest, ongeveer een halve eeuw na de aardrijkskundeles van meester Jansen. In een halve eeuw is veel veranderd. De foto’s die ik maakte suggereren een rust die er niet was, overvol met bootjes en mensen die er eigenlijk niet hoorden. Ook ik hoorde er niet, natuurlijk, als overbodige toerist in een rondvaartboot. Nederland is overvol, dus ook de Biesbosch. Nederland is mooi, niettemin, en zeker ook de Biesbosch. Ik dacht weer aan meester Jansen. Goed dat ik er een keer geweest ben, al is het maar voor de foto’s. Maar niets om steeds naar terug te keren. Dat doen er al genoeg.

donderdag 29 augustus 2019

Neupert en Hamsun


Hermann Neupert, “Frida Andersen, uitzicht over het Oslofjord”, 1910

Hermann Christian Neupert (1875-1941) was een in New York geboren fotograaf, die in 1909 naar Noorwegen kwam en daar voornamelijk werkte in en vanuit Oslo. Veel van zijn foto’s werden gebruikt voor ansichtkaarten. Toen ik drie jaar geleden in Noorwegen was kocht ik zo’n kaart.

In 1910 maakte Neupert een foto van een verder onbekende dame genaamd Frida Andersen, geboren in 1884 te Sandefjord, woonachtig in de wijk Tøyen. De foto doet me denken aan het werk van Knut Hamsun, dat me zo na aan het hart ligt. Ik zie Dagny, Edvarda, Victoria. De vroege werken van Hamsun komen het dichtst bij wie ik ben.

Hamsun koos in de Tweede Wereldoorlog voor de verkeerde kant. Ik heb twee biografieën over Hamsun gelezen die niet kunnen verklaren hoe dat in zijn denken heeft gewerkt. Ik denk dat ik het beter snap. Je moet niet analyseren, met Hamsun moet je meevoelen, zonder vooroordeel.

Hieronder wat latere foto’s van Neupert, uit de jaren dertig inmiddels. Zulke foto’s pasten in Hamsuns denkraam. Ooit schrijf ik misschien nog eens een psychologisch artikel over de denkschema’s van Hamsun. Die zie je alleen maar als je ze herkent. Bij de ander, bij jezelf.


  
“Meisjes op fietstoer door het Gullbrandsdal”, 1935


   
“Drøbak, Akershus. Twee jonge vrouwen in zomerjurken,
met kinderwagen op een weg naast de zee”, ca. 1930


 
“Hooien, Østfold”, 1930

maandag 26 augustus 2019

Voor ieder versluierd


William Turner, “Rain, steam and speed”, 1844

                                                         De lucht, de wolken,
                                                         De zon gaat weer onder,
                                                         De zon komt weer op,
                                                         En alles gaat door,
                                                         In vaste herhaling,
                                                         Een eeuwig da capo,
                                                         Maakt alles voorspelbaar,
                                                         De regelmaat,
                                                         Verbergt het beginpunt,
                                                         De weg jaar het eindpunt,
                                                         Voor ieder versluierd,
                                                         Voor altijd

zondag 25 augustus 2019

De verwondering van Carl Sagan


Whistler, “Nocturne in zwart en goud - de vallende raket”, ca. 1875

Toen ik een jaar of twintig was werd mijn interesse voor natuurlijke vraagstukken gewekt door Carl Sagan in zijn televisieserie “Cosmos”. Sagan was aanstekelijk enthousiast en kinderlijk verbaast over de wonderen van ons heelal. Dat miste zijn uitwerking niet. Ik had de juiste leeftijd. Zeker twee keer las ik het boek bij de serie en veel van zijn anekdotes herinner ik me nog steeds.

Ik herinner me dat Sagan het over de snelheid van het licht had. De snelheid van het licht was de maximaal haalbare snelheid in het heelal. Hij illustreerde dat in de geest van Einstein door een lichtstraal te volgen die met de snelheid van het licht vanaf een klok op aarde de ruimte in werd gezonden. Als de lichtstraal nog sneller zou gaan, zou hij eerder door dezelfde klok verzonden lichtstralen inhalen en dus in het verleden gaan reizen. Dat kon niet, was de aanname, dat wist ik al. Maar waarom zou dat niet kunnen? vroeg Sagan zich af. Nou ja, als je op die manier in het verleden reisde zou je bijvoorbeeld kunnen verhinderen dat je ouders elkaar zouden ontmoeten, waarmee je zelf nooit geboren had kunnen worden. En dat is een contradictio in termis. Maar, zo zei Sagan weer, waarom zou je de geschiedenis niet kunnen veranderen? Wat nu als er op die manier meerdere geschiedenissen naast elkaar ontstonden, die allemaal waar waren. Misschien wel miljoenen geschiedenissen, maar je kende alleen maar die ene geschiedenis waarin je zelf leefde. Waarom zou dat niet kunnen? De film Back to the Future baseerde later haar script op deze gedachtegang. Het kon!

Ik vond het allemaal geweldig, dit soort dingen. Het was te laat om nog natuurkunde te gaan studeren, ik ben ook minder van de sommen, maar de interesse is gebleven. Dit soort vraagstukken blijven intrigeren, al is het maar omdat ze aangeven dat we een heleboel nog niet snappen als het gaat om het heelal en het leven. Ergens voel je dat de theorie nog lang niet af is en dat mensen als Einstein hooguit een beginnetje hebben gemaakt, maar zeker niet het laatste woord spraken. We weten niks, denk ik weleens. Ik kijk naar de sterren, diep in het heelal en ik vraag me af: waarom is het er allemaal? Waarom deint het zich allemaal uit? Het kan er toch ook niet allemaal “zomaar zijn”, nergens om, om niets? We weten niks, puntje bij paaltje. We weten niet eens of er een God is. Sagan voelde dat aan, stelde juiste vragen, wetend dat de antwoorden tijdens zijn leven niet meer zouden komen. Ook niet van zijn Voyager. Hij overleed rond het millennium. Voor de mensen zullen de antwoorden vrees ik nooit kunnen komen, al is het maar omdat we dan op de stoel van God gaan zitten. En dat is net zo godsonmogelijk als sneller zijn dan het licht.

Hoe mooi was het om jong te zijn, om je nog zo te kunnen verwonderen.

donderdag 22 augustus 2019

Orkest in mijn hoofd


Degas, “Café Concert aux Ambassadeurs”, 1876-1877

Ik hoorde een flauw nummer uit de jaren zestig op de radio, Busstop, in tijden niet gehoord, nooit veel aan gevonden, maar ik kon het nog gewoon meezingen. Ik had goede zin. Duizenden liedjes zitten in ons hoofd en gaan en nooit meer uit. Ik heb ook veel klassieke CD’s. Mijn vader luisterde vroeger thuis veel naar klassieke muziek. Hele orkesten spelen nog steeds in mijn hoofd. Alle partijen en instrumenten van Tsjaikovski kan ik nog steeds onderscheiden.

Je hoeft niet ver te zoeken voor verwondering. Wat zich afspeelt in onze hoofden is onvoorstelbaar. En tegelijk ook weer niet, heel gewoon. Geweldig is dat, voor wie het wil zien.

dinsdag 20 augustus 2019

Hopper de Degas


Edward Hopper, “New York Interior”, 61,8 x 74,4 cm, ca. 1921,
Whitney Museum of American Art, New York

Hoppers schilderijen hebben iets voyeuristisch, alsof je vanuit de trein de huizen binnenkijkt. Ze brengen je op het raakvlak tussen tussen het onpersoonlijke, afstandelijke, en een raadselachtige intimiteit. Je weet niets van de situatie of van de persoon die je waarneemt en toch voelt je je geïnvolveerd, gevaarlijk dichtbij. Alsof er iets op handen is, of net is gebeurd, maar nooit zul je weten wat.

“New York Interior” uit 1921 is precies zo’n schilderij. Intrigerend. Alsof je iets ziet wat je niet hoort te zien. We zien een jonge vrouw van op de rug die, zo lijkt het, iets haar kleding zit te herstellen. Ze draagt, zo lijkt het, een grote witte baljurk. Wat is er toch gebeurd met die jurk? Alles kan gebeurd zijn, of moet nog gaan gebeuren. Aan duizend dingen kan ze denken. Ze oogt kwetsbaar. Het haar valt gesplitst naar beneden. Het interieur is sober en krap.

Wat ook intrigeert in “New York Interior” is de verwantschap met het werk van Edgar Degas, die ik zo bewonder. Ook bij Degas zie ik het voyeurisme, dezelfde spanning tussen afstand en intimiteit. Beide schilders hebben een onmisknbare tederheid voor hun onderwerp, temeer als je ze naast elkaar zet, zoals op deze pagina. Kunst kan ontroeren, op de juiste momenten. En dan is het goed. Een verdere analyse is niet nodig.


 
Edgar Degas, “Haar schoen herstellen”, 46 x 71 cm, 1885


maandag 19 augustus 2019

Niemand schuld


Rembrandt, “Het feestmaal van Belsazar”, 1635

Sjostakovitsj schreef ooit een satirisch operaatje, “Rajok”. Drie muziekcritici gaan met elkaar in vergadering en de “Grote Muziekcriticus” Eenmans neemt het woord:

Kameraden! Realistische muziek wordt geschreven door componisten die voor het volk zijn en formalistische muziek wordt geschreven door componisten die tegen het volk zijn. De vraag luidt: waarom wordt de realistische muziek geschreven door componisten die voor het volk zijn en de formalistische muziek door componisten die tegen het volk zijn? De componisten die voor het volk zijn, schrijven realistische muziek, omdat, kameraden, ze van nature realisten zijn en niet anders kunnen (stilte), niet anders kunnen dan realistische muziek schrijven. Componisten die tegen het volk zijn, van nature formalisten, kunnen niet anders (stilte), kunnen niet anders dan formalistische muziek schrijven.

Er zit veel waarheid in dit stukje. Niet iedereen is dapper. Niet iedereen heeft een talent dat je niet kunt verloochenen. Iedereen doet wat hij doet, of moet doen. Niemand heeft schuld.

zondag 18 augustus 2019

Schopenhauer en het geluk


P.S. Krøyer, “De familie Hirschsprung”, 1881

Geluk bestaat niet, zei Schopenhauer, beleef als zodanig de afwezigheid van ongeluk.

Geluk bestaat enkel als voorstelling, voeg ik daar aan toe. Sommigen leven in het verleden, anderen in de toekomst. En zelfs in het heden kun je een voorstelling van geluk hebben, als momentane toestand. Zo moest het maar blijven, ook al weet je dat dat niet kan.

Heeft Schopenhauer daarmee ongelijk? Nooit helemaal. We weten allemaal dat we sterfelijk zijn, morgen kan er van alles gebeuren, maar we leven allemaal van dag tot dag in een soort van godsvertrouwen dat er nooit iets veranderd.

Schopenhauer is ook wel een beetje saai, uiteindelijk, en somber. Alles uit de weg gaan is ook geen geweldig devies. Daar wordt je niet vrolijk van, van zo’n idee. Het leven is veranderd, gelukkig. Het leven is geen leiden, Niet noodzakelijk, voor sommigen althans.

zaterdag 17 augustus 2019

Eduard Karsen, “Begijnhof in het najaar”



Eduard Karsen, “Begijnhof in het najaar”, 36,5 x 45 cm,
 ca. 1890, olieverf op doek, Kroller-Moller, Otterlo

Albert Verwey noemde Eduard Karsen (1860-1941) in een essay uit 1908 een 'gemoedsschilder': "Wie aan Karsen denkt als de jonge, intuïtieve gevoelsschilder, die denkt aan schilderijen waarin meer dan alleen stemming voelbaar is. Bijvoorbeeld het ‘Begijnenhof’. Daar staan alle vormen in de gevoelsnevel, als verdwaald uit een lang geleden eeuw, en toevallig tot een tijdelijke vorm geraakt <...>. De avond, of liever de zonsondergang wordt zijn ware moment, als in het sonnet van Kloos:
En ver, daar ginds, die zacht gekleurde lucht
Als perlemoer, waar iedre tint vervliet
In teerheid...."
De kustcriticus Anton Cornelis Loffelt (1841-1906), die Karsens werk te donker vond, scheef in 1895 dat de Karsen hem deed denken aan “een begijntje, die nooit haar hofje heeft verlaten en en nooit de ogen heeft durven opslaan tot de vrije, warme zon en het lichtende, stralende luchtruim. Ze heeft de natuur slechts leren beschouwen door de schuifgordijntjes en over het hekje van haar bleekveldje”. Hij verwijst daarmee naar Karsens schilderij “Begijnhof in het najaar”, voornamelijk opgezet is grijsachtige tonen, inderdaad alsof het bezien wordt vanachter een hor of “schuifgordijntje”.

Toen ik gisteren schreef over Huizinga’s ‘historische sensatie’ moest ik ook weer denken aan Karsen, en zijn ‘Begijnhof’, waarover ik al eerder schreef. Karsen had het juiste gemoed, het gevoel voor historie dat wortelt in een zekere melancholie. Is het treurnis om de tijd die verstrijkt, of nog meer om de tijd die moet komen? Wie zal het zeggen? Karsen had een liefdestrauma en dat zie je in zijn oeuvre, dat donker is, als de nacht die reeds intreedt. Karsen zou nog een halve eeuw leven na voltooiing van zijn ‘Begijnhof’. Ochtend zou het niet meer worden.

Ik begin mezelf te herhalen. God herhaalt zichzelf voortdurend.




vrijdag 16 augustus 2019

Monet en de historische sensatie




Groenburgwal en Zuiderkerk, door Monet en nu: een 'historische sensatie'.

In de jaren 1870-1880 bracht Claude Monet drie bezoeken aan Nederland. In 1871 verbleef hij vier maanden in Zaandam, begin 1874 bezocht hij Amsterdam en in 1886 werkte hij in de bollenstreek. Tijdens deze verblijven maakte hij 42 schilderijen in een tonaliteit die uniek is in zijn oeuvre: grauwe luchten, grijze wateren. De keuze van zijn onderwerpen was stereotiep: molens, boten, tulpenvelden, oud Hollandse havens, stadsgezichten van Amsterdam. Geplaatst in die tijd, eind negentiende eeuw, toen er nauwelijks nog toerisme was, mogen ze authentiek Hollands heten. Bijzonder is dat vrijwel alle plekken waar hij schilderde nog steeds uitstekend herkenbaar en te lokaliseren zijn. "Zijn sporen lijken nog bijna warm en zijn nog overal te volgen", schrijft kunsthistoricus Ernst van de Wetering hierover: "Het ontdekken van de plek waar hij met zijn schildersezel moet hebben gestaan wekt in hevige mate het gevoel op dat Johan Huizinga de 'historische sensatie' noemde: het plotseling oplichten van het besef dat het verleden werkelijk bestaan heeft".
Ik ben gevoelig voor dat idee van de 'historische sensatie'. In elke oude stad zoek ik wel naar zo’n beeld uit het verleden. Bij iedere skyline in bij het ochtendgloren, als ik over de rivier naar mijn werk rij, waan ik met eeuwen terug in de tijd. Naar Amsterdam kijk ik met de ogen van Monet. Het maakt me bewust van mijn eigen tijdelijkheid, het momentane van ons bestaan, een diep inzicht in het leven. Of dat helpend is weet ik niet zo, maar ik blijf er steeds naar zoeken. Zo zit ik in elkaar, vermoed ik.




Zaandam door amonet, Zaandam nu, anders en eender.

donderdag 15 augustus 2019

Maarten en Lenin


Jan Steen, “Soo voer gesongen, soo na gepepen”, ca. 1665

Maarten van Rossum was weer op TV. Elke dag onderhand. Maarten is een muppet, iemand waar je mee kunt lachen. Soms kan ik er ook wel mee lachen, net als met zijn broer en zus. Veel weten doet hij niet, Maarten bedoel ik, Maarten is een charlatan. Voor lezen zal hij geen tijd meer hebben. De biografie van Robert Service over Lenin bijvoorbeeld, of Lenin in de trein van Merridale. Daar steek je wat van op. Toevallig heb ik recent het een en ander gelezen over Lenin. Honderd jaar Russische Revolutie. Dan zit het nog even voor op je netvlies.

Ik hoorde Maarten wat zeggen over Lenin en de Rode Terreur. Maarten weet niets van Lenin, van wat hem dreef, hoe hij dacht, en nog minder van van de gedachte achter de Rode Terreur. Lenin schafte het parlement af, zei Maarten, wat hij deed. Lenin deugde niet en was een kwade genius. De voormalige Amerikaanse minister Rumsfeld hoorde ik ook al eens zoiets zeggen, toen hij achter Saddam Hoessein aanzat, en vergelijkingsmateriaal nodig had. Ik kan me daar soms een beetje boos om maken, om al die ongenuanceerde onwetendheid die zo makkelijk en kritiekloos een podium krijgt. Iedereen mag wat roepen tegenwoordig, iedereen vindt wel wat. Misschien moet ik er gewoon maar een beetje om lachen. Bij Maarten is dat ook de bedoeling, uiteindelijk.

woensdag 14 augustus 2019

Mulisch en de ultieme waarheid


Olivier van Deuren, “De jonge astronoom”, ca. 1685

“Opeens had hij weer zoveel nieuws gehoord, dat hij het nog niet kon overzien. Terwijl hij in de hal de trap opging, overwoog hij dat er toch altijd nog meer van de wereld was te weten dan hij wist. Natuurlijk kon je niet alles weten, en dat was ook nergens voor nodig, maar een boel mensen wisten vermoedelijk niet eens wat er allemaal te weten was. Die leefden en gingen dood zonder dat iemand hun ooit had verteld, dat er ook nog dit of dat te weten viel wat zij misschien graag hadden geweten. Alleen, als je eenmaal dood was, wat maakte het dan nog uit? Dan had je net zo goed niet geboren kunnen zijn geweest. De meeste mensen wilden trouwens misschien helemaal niks weten. Die wilden alleen maar heel rijk worden, of veel eten, of naar voetballen kijken en dat soort dingen. Of elkaar zoenen.”

Beter als Mulisch kan ik het niet zeggen. Ooit schreef ik een boze reactie naar een columnist van de regionale krant die schreef dat Mulisch geen groot denker was. Hij was ook maar een columnist, reageerde hij terug, vond dat hij de lezer mocht prikkelen. Ooit las ik zelfs “De compositie van de wereld”. Ik kan niet zeggen dat ik altijd alles snapte, maar toch was het mooi, onderweg kom je veel moois tegen in het boek en de suggestie van de ultieme waarheid vergoedt veel. Maar de meeste mensen willen de ultieme waarheid helemaal niet kennen. Die willen alleen maar naar voetballen kijken, of veel eten en drinken. Of elkaar zoenen en meer. Doe ik ook wel trouwens. Zelfs Mulisch deed het. Alles op zijn tijd.

zondag 11 augustus 2019

Over Venema en drijfveren


Franz Marc, “Der Turm der blauen Pferde”, 1913

In 1993 pleegde journalist Adriaan Venema zelfmoord. Venema’s leven werd beheerst door een zoektocht naar mensen die “fout” waren geweest in de oorlog, of “iets fouts” hadden gedaan, wat in zijn ogen hetzelfde was. Venema was ziek, zieker wellicht dan de mensen die hij aan de schandpaal wilde nagelen. Of misschien was het ook gewoon wel heel menselijk. Het geeft een zeker machtsgevoel als je merkt dat je levens van anderen kunt ruïneren. Het geeft voldoening te weten dat je er zelf niet bij bent, bij de slachtoffers. Het heeft iets triomfantelijks als je laat zien dat je bij de “goeien” hoort, op het moment dat het zo uit komt. Na de oorlog had je er zo een heleboel, ze trokken allemaal een witte band om, zei mijn vader ooit, na de bevrijding. “Man of peace or man of war”, zong Leonard Cohen. Ze zijn allemaal hetzelfde.

Lang oordeelde ik hard over Venema. Ik treurde niet toen hij stierf. Maar inmiddels ben ik milder. Ik weet dat ik zelf ook niet altijd deug. Je handelt naar omstandigheden. En soms niet eens dat!

Wie zegt er wat ons drijft? Ik weet het niet!

zaterdag 10 augustus 2019

De Donjon en het gevoel dat het verleden bestaan heeft


Nijmegen 2005, met Donjon

In 2005 reed ik toevallig door Nijmegen en werd gegrepen door de aanblik van een replica van de Donjon die tijdelijk was opgericht op de Valkhof ter ere van het 2000 jarig bestaan van de stad. Als een trotse heraut verkondigde het bouwwerk een ontzagwekkende historie aan de skyline. Ik voelde het verleden herrezen, een geschiedenis die ik maar half en half kende, maar die ik helemaal voelde vanuit de auto bij de majestueuze aanblik van de hooggelegen toren aan de rivier. Even meende ik dat het echt was, even voelde ik weer waarom ik op de lagere school al geschiedenis wilde studeren. In de tijd van Floris, en al die boeken uit de bibliotheek. Het gevoel dat het verleden bestaan heeft.

Ik was weer in Nijmegen en liep over het Valkhofterrein. Lang is er gelobbyd om de Donjon definitief te herbouwen, maar uiteindelijk ging het niet door. Ook het slopen van de Valkhofburcht en de Donjon in 1795 behoorde tot de geschiedenis van de plek, las ik ergens, het zou een uiting zijn geweest van democratisering en het afwijzen van feodale structuren. Mensen die dat roepen snappen niks van geschiedenis. Geschiedenis moet je voelen. Ik liep over het Valkhofterrein en voelde niks, geen verbinding. Alleen spijt over de sloop in 1795, toen ook niemand iets voelde van de historie en alleen maar dacht aan stenen. Wat dat betreft is er niks veranderd.


Jan van Goyen, “Gezicht op de Valckhof”, 1641

vrijdag 9 augustus 2019

Zo mooi


Van Gogh, “Portret van Père Tanguy”,  1887

                                                                      Zo mooi
                                                                      Geweldig
                                                                      Alles goed
                                                                      Weet ik
                                                                      Niet meer
                                                                      Hoe het moet
                                                                      Wacht het leven
                                                                      Zelden spoed
                                                                      Jachtige stemmen
                                                                      Zeggen
                                                                      Dat het moet
                                                                      Zo.

woensdag 7 augustus 2019

Anders gebeurd


Roland-Holst, “Helga’s intrede”, 1894


                                                          Laten we zeggen
                                                          Dat er niks is gebeurd
                                                          Niet echt gebeurd
                                                          Of anders gebeurd
                                                          Dan eigenlijk gebeurd
                                                          Is beter
                                                          Als herinnering
                                                          Beter als verhaal.

                                                          Enkel anders herinneren
                                                          Met andere woorden
                                                          Andere zinnen
                                                          Is genoeg
                                                          Om alles om te draaien
                                                          De beelden in je hoofd
                                                          Draaien om

                                                          Of toch weer niet,

                                                          Of wel, want het moet,
                                                          Soms.


dinsdag 6 augustus 2019

Net te laat geboren


Be sure to wear - some flowers in your hair

Een verre herinnering, zomer 1967, meer dan een halve eeuw geleden. Het was de tijd van de hippies, maar ik was nog maar zeven. Ik herinner me San Francisco van Scott Mackenzie en op een of andere manier voel ik weer de atmosfeer van de jaren zestig. In openluchtzwembad Het Hamonterwater hing in een soort kantine een poster van de Rolling Stones, met Brian Jones nog. Ik had een Beatles-jasje, lichtgrijs met een zwarte bies toen mijn tante ging trouwen. Een broer van mijn vriendje had zijn haar laten groeien.

In de jaren zeventig, na mijn lagere schooltijd, heb ik heel lang het gevoel gehad dat ik net te laat was geboren. Ik had zeker gepast tussen de hippies, heb ik lang gedacht. Blijkbaar heb ik vanaf 1967 gewacht op een tijd die zou komen, maar die uiteindelijk niet kwam. De tijden waren veranderd toen ik zeventien was. Ik veranderde mee, werd volwassen, in tegenstelling tot sommige hippies. Wie zal zeggen er beter is. Vanmiddag zat ik in de auto en luisterde naar jaren zestig muziek, Lay Lady Lay van Bob Dylan

Why wait any longer for the world to begin
You can have your cake and eat it too


Tja. Zoiets verdient de Nobelprijs. Ik ben echt een beetje te laat geboren.

maandag 5 augustus 2019

Rubber Soul




Ik zag de film Beatles. Een onbeduidende muzikant krijgt een ongeluk en wanneer hij weer wakker wordt, blijken dat de Beatles nooit te hebben bestaan. Wanneer hij Yesterday en andere Beatle-songs speelt, vind iedereen hem geweldig, tot Ed Sheeran aan toe.

Simpel gegeven, mooie film. Voor mij althans. De sfeer raakt me ergens in de basis. Ik hou van de Beatles. Een aantal jaren geleden las ik Lars Saabye Christensens roman Yesterday, eigenlijk ook Beatles. Vier Noorse kerltjes, iets ouder dan ik, groeien op in de jaren zestig als fan van de Beatles. Ze noemen zich zelfs naar de leden, ieder is een van de Beatles. Het laat zien hoe idolen als Paul, John, George en Ringo diepgaande invloed kunnen hebben op de persoonsontwikkeling van jonge jongens, zoals ik er ook eentje was.

Stukje uit het boek van Christensen dan maar, zomaar, omdat het juiste toon raakt. En ook een beetje omdat ik in 1970 drie singletjes ruilde met een vriendje voor Rubber Soul, waar ik toen heel blij mee was:

De woensdag voor Witte Donderdag gingen Seb en ik naar Fred. Hij keek eerst aardig verbouwereerd toen hij de deur opendeed, daarna grijnsde hij de breedste grijns die ik ooit heb gezien en hij liet ons binnen.
  We gingen naar zijn kamer, praatten wat over treinen en zwemmen. Zijn schoolboeken lagen opengeslagen op tafel. Fred studeerde zelfs in de paasvakantie. Goh.
  ‘Heb je een platenspeler?’, vroeg Seb plotseling.
  ‘Nee, maar die krijg ik voor mijn eindexamen, heeft mijn moeder beloofd’.
  ‘Je kunt wel een keer bij ons platen komen luisteren’, zei Seb snel.
  ‘Mag dat?’
  ‘Tuurlijk’, zei Seb.’We nemen alle platen mee naar mijn huis en dan draaien we de hele avond muziek’.
  Fred begon te lachen. Ik geloof dat hij van pure blijdschap lachte.
  ‘Welke groep vind jij het best?’ vroeg ik.
  Hij werd en beetje onzeker, veegde zijn mond af.
  ‘Weet ik niet goed’, zei hij.
  ‘Weet je dat niet?’ zeiden wij in koor.
  ‘Tja.’
  We wachtten gespannen af. Hij maakte zijn lippen vochtig.
  ‘Beatles’.
  Dat was het. Hij was een van ons. Uitgemaakte zaak.
  ‘Wat vind je van Rubber Soul?’ Vroeg Seb.
  ‘Rubber?’
  ‘Ja. Rubber Soul,’
  ‘Wat is dat?’ vroeg Fred zachtjes.
  Seb keen naar mij. Ik keek naar mijn schoot. Frd ademde zwaar.
  ‘De nieuwste elpee van de Beatles’, zei Seb bedaard. ‘Retegoed. Krijg je bij mij wel te horen.’
  ‘Ik hoor bijna nooit platen’ zei Fred stilletjes. Alleen op de radio. Als mijn moeder niet thuis is.’
  ‘En waarom vind je de Beatles de beste dan, hm’ flapte ik eruit en ik had er meteen spijt van, want dat was een vrij domme vraag.
  ‘Omdat het hun gelukt is’ zei Fred.
  ‘Hè? Wat is gelukt?’
  ‘Het is hun gelukt. Ik bedoel, ze zijn miljonairs en werldberoemd en zo. Gewone arbeidersjongens.’
  We waren sprakeloos. Gewone arbeidersjongens. Gelukt. Het duizelde ons. Zo hadden we het nog nooit bekeken.


zondag 4 augustus 2019

Ans van Dijk en die fundamentele vraag


Ans van Dijk, kort voor de oorlog

Sommige levengeschiedenissen intrigeren, kunnen ons iets leren over het wezen van ons menszijn.

Tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog leidde de Amsterdams-Joodse Ans van Dijk, geboren in 1905, een vrij doorsnee leven als gehuwde vrouw zonder kinderen. Begin 1940 gooit ze het roer om: ze laat zich - na 13 jaar huwelijk - plotseling scheiden, begint een hoedenwinkeltje aan de Nieuwendijk en gaat boven haar winkel samenwonen met jongevrouw Miep Strodel. Een grote en dappere stap in die tijd.

Van Dijk was niet altijd dapper. Kort na haar “Lebenswendung” begint de Tweede Wereldoorlog en niet lang daarna de Jodenvervolging. Ze vergaat van de angst, zou ze later verklaren. Haar eveneens Joodse vriendin vlucht in 1942 naar Zwitserland, zelf wordt ze Pasen 1943 opgepakt door Bureau Joodse Zaken. Ze wordt voor de keus geplaatst om te tewerkgesteld te worden in het Oosten of voor het bureau te gaan werken. Ze kiest voor het laatste, “uit pure angst” zou ze na de oorlog verklaren.

Van Dijk deed zich vervolgens voor als lid van een verzetsgroep. Door haar Joodse uiterlijk wekte ze vertrouwen. Ze gaf aan dat ze Joden kon helpen aan een onderduikadres en liet ze zo in de val lopen. Bij honderden, zou blijken, met veel fanatisme. Zelfs de familie Frank werd soms genoemd. Deed ze het voor de vergoeding? Drie rijksdaalders per persoon? Was ze trots op het goed vervullen van haar opdracht? Waarschijnlijk werd ze opnieuw gedreven door angst. Goed je werk doen, zelf buiten schot blijven.

Dat is wat ík denk.

Na de oorlog werd Ans van Dijk het symbool van het Joden-verraad. Vooral geen Nederlanders aanwijzen, of de Amsterdamse politie, ambtenaren bij de verkeerde bureaus. Als enige vrouw Nederlandse werd ze ter dood veroordeeld en begin 1948 ook daadwerkelijk geëxecuteerd. Onze koningin Wilhelmina tekende persoonlijk het doodsvonnis, na een gratieverzoek van Van Dijk te hebben afgewezen. Dezelfde koningin die in de meidagen van 1940 niet wist hoe snel ze naar Engeland moest zien te komen.

Hoeveel mensen komen in hun leven nog voor een keuze te staan als Ans van Dijk? Wie durft er bij zo een fundamentele levensangst te voorspellen hoe hij of zij dan zouden reageren? Mensen zijn snel met oordelen. Weinig mensen worden zelf zo drastisch op de proef gesteld als Van Dijk. Haar slachtoffers mogen haar veel verwijten, en de doodstraf eisen. De rest zou wat terughoudend mogen zijn. Als het uur van de waarheid werkelijk daar is kan niemand het nog voorspellen.

vrijdag 2 augustus 2019

Vechten tegen de bierkaai


Bougereau, “De geboorte van Venus”, 1879

Ik moest er weer even aan denken.

Lang heb ik intensief meegewerkt aan Wikipedia. Wikipedia is een prachtig project, als groeiconcept tenminste. Iedereen kan toevoegen, als je iets weet kun je een lemma aanmaken. Heel lang is dat hard gegaan. Ik heb meer dan 2000 lemma’s aangemaakt op de Nederlandse Wikipedia.

Ik ben somber over de toekomst van Wikipedia. Het kernprobleem is het voortdurend doormuteren op lemma’s, door verschillende gebruikers wel te verstaan, die doorgaans niks met elkaar hebben. Jimmy Wales, founder van Wikipedia had het al vroeg in de gaten: “Things work well when a group of people know each other, and things break down when it’s a bunch of random people are interacting”. Bij het hoge autistische gehalte van de gemeenschap kwadrateert zich dat nog een keer. Al die anonieme charlatans die zich ineens als autoriteit opwerpen. Het is vechten tegen de bierkaai. Een gemeenschap in verval.

Ach ja. Niets is voor de eeuwigheid. Dat weten we inmiddels. Ook ik ben ermee gestopt. Vind ik dat jammer? Een beetje wel, denk ik! Negen jaar, duizenden uren, dat schud je niet zomaar van je af.

donderdag 1 augustus 2019

Zonder bezwaar


Khnopff, “Portret van Marguerite Khnopff”, ca. 1887

                                                 Omdat de kerk zo hoog de lucht in torent;
                                                 Omdat de wijn mij nog altijd wel smaakt,
                                                 En nog een;
                                                 Omdat de muziek nog zo hoog is te horen,
                                                 En ver;
                                                 Omdat mijn denken dan steeds uit haar ritme raakt.

                                                 Omdat ze altijd me kust als ik wegga;
                                                 Omdat de droom in het daglicht ontwaakt,
                                                 En weg is;
                                                 Omdat ik heilige lust als ik opsta
                                                 Ontwaar;
                                                 Omdat ze zelden iets dergelijks goedmaakt,

                                                 Zal ik daarom voorzichtig zijn

                                                 Zonder bezwaar

                                                 Nimmer verzaakt.