De Britse componist Andrew Loyd Webber is een fervent verzamelaar van prerafaelitische kunst. Diepassie begon naar eigen zeggen in 1963, toen hij op vijftienjarige leeftijd Frédéric Leighton’s Flaming June voor 50 pond te koop zag staan bij een Londense kunsthandel. Alleen, hij had geen vijftig pond, en binnen zijn familie kreeg hij het ook niet geleend. "Als je in die tijd wilde dat mensen van mijn ouders' generatie zich tijdens een dinertje verslikten in hun fonduehapjes, moest je vooral de naam prerafaëlieten noemen", zo verklaarde hij later zijn mislukte bedelgang. Uiteindelijk werd het werk aangekocht door Luis Ferré, een rijke industrieel en politicus uit Puerto Rico, die het werk meenam naar zijn vaderland en het daar overdroeg aan het kunstmuseum in Ponce. Jaren later zou Webber, inmiddels een vermogend man, 6 miljoen pond bieden voor het werk, maar het museum deed het werk niet van de hand. De waarde van het werk wordt tegenwoordig op meer dan het dubbele, misschien wel het driedubbele getaxeerd.
Soms zit een associatie in een klein hoekje. Soms in een kleur, als het vlekje bij Proust. In oranje, als gevoelsbruggetje. De sensualiteit van Juno, het ideaalbeeld van de vrouw. Mijn blik werd gevangen door een foto van Liv Tyler, die Arwen was, maar nu even Flaming June. Ik herken de frustratie van Webber. De weemoed van de verloren kansen. De troost van de schoonheid.