Labels

zondag 16 januari 2022

Zielsmuziek

 
Opus 218, Scherzo, “Sardinevissersboot”

Omdat het raakt aan de essentie van de ziel.

Paul Signac was een romanticus die paralellen zag tussen muziek en schilderkunst. Hij werd geïntrigeerd door opvattingen van Charles Baudelaire dat 'in kleur sprake is van harmonie, melodie en contrapunt'. De dichter Jules Laforgue, met wiens werk Signac bekend was, vergeleek in een essay over het impressionisme de schilder met een 'klavier waarop de natuur zijn muziek ten gehore brengt'. Signac verwerkte Laforgues inzichten later in zijn theoretische verhandeling D'Eugène Delacroix au neo-impressionisme (1899), maar past de principes dus al geruime tijd eerder toe in een serie pointillistische. schilderijen van vissersbootjes op zee, met muzikale ondertitels. 

De reeks van de vijf hier getoonde schilderijen, die elk een opusnummer krijgen van Signac, worden doorgaans aangeduid onder de titel ‘La mer’. De werken tonen zorgvuldig gespreide vissersbootjes, als ware het noten op een notenbalk aan de horizon. De bootjes vormen daarbij Signacs visuele contrapunten. De perceptie van afgemeten afstand is daarbij een belangrijk element, evenals het ritme van de herhaling, soms ook isolatie, afgestemd op het bij het moment passende tempo: scherzo is lente (levendig), larghetto ochtend (kalmte), allegro zomer (snel), adante herfst, avond (langzaam) en finale winter (gepassioneerd). Elk van de werken krijgt zijn eigen dominante kleur, passend bij het gevoel dat ze uit moeten drukken. 

Later zou Signac schrijven dat hij op deze wijze de werkelijkheid gesimplificeerd wilde weergeven als een soort van picturale muziek, hetgeen in zijn ogen authentieker was dan schilderen naar de visuele waarneming. De Opus-werken die hij in 1891 maakte in Concarneau en Cassis hebben een grote decoratieve expressie, waarbij hij streeft naar synthese en het vluchtige opoffert aan het permanente. De werkelijkheid wordt geharmoniseerd en gesimplificeerd tot op zich zelf staande esthetische vormen, waarmee hij het wezenlijke van het onderwerp tot uitdrukking probeerde te brengen. De schilderijen krijgen daarmee een soort van tijdloze rust, een gesublimeerde realiteit de de grenzen van de schilderkunst overstijgt en preludeert op de abstracte kunst die de twintigste eeuw zou domineren.

Vrij naar: Peter Vergo, "The Music of Painting", Phaidon, 2010.


Opus 219, larghetto, “Ochtendkalmte”


Opus 220, allegro maestoso, “Avondrust”


Opus 221, adagio, “Ondergaande zon, sardinevissers”

 

Opus 222, finale, “Terugkeer der boten”