Geert Grauss, “Portret van een vrouw”, 1919 |
Durf te dromen, zeg ik tegen anderen. Zet je vijf jaar in de toekomst, zeg het gaat me goed en schrijf jezelf dan een brief uit de toekomst. Over vijf jaar ga ik met pensioen. Wat kun je dan nog meer wensen dan gezondheid. Ben ik gezond dan gaat het me goed. Verder heb ik niet veel nodig. Voldoende inkomen om makkelijk te kunnen leven, het moet goed gaan met mijn geliefden. Het zonnetje schijnt. Ik woon aan het water, heb boeken, maak muziek. En verder kun je altijd schrijven, daar is weinig voor nodig.
Kijk! Toch nog een kleine brief. Maar ik weet niet of het met dromen te maken heeft. Ik zeg het anderen, maar het is niet mijn lijfspreuk. Wijs is de wijn te filteren en illusies te snoeien met de kortheid van duur, schreef Horatius. En terwijl ik dit schrijf is de jaloerse tijd al weggevlucht: pluk de dag en vertrouw nimmer op die van morgen. Dat is beter. Maar dat zeg je weer niet tegen mensen die het slecht gaat.