Jerry Schatzberg, “Bob Dylan”, 1966 |
Ik trof een piepkleine koter
bij het kadaver van een paard,
Ik trof een brede blanke bink
met een zwarte bouvier,
Ik trof een vroeg volwassen vrouw
met haar lichaam vol in vuur,
Ik trof een bijster mooi meisje
die mij de regenboog reikt,
Ik trof er toen een knakker
die gekwetst was in liefde
Ik trof er toen een knakker die gekwetst was door haat
Het is een bijster harde regenbui
die voorzeker vallen zal.