Ida Lødemel Tsvedt door Hergé Skodvil, 2021 |
Een verhaal is waarder dat de feiten, schrijft de Noorse schrijfster Ida Lødemel Tvedt (1987). Ik kocht een boek en zoek wat op internet. Of andersom.
Tvedt heeft De avonden gelezen. Ze mijmert over de vraag waarom fictie ertoe doet:
In romans is het altijd herfst, ongeacht waar ze over gaan. Droge, zwarte aftekeningen tegen een helder, zacht licht. Letters op kurkdroog papier. De geur van open vuur. De tijd rekt zich uit, de tijd en de geografie krijgen duidelijkere contouren. We zien grote lijnen, zetten de behoefte aan oordelen op pauze, zijn bereid ons door het nieuwe te laten veranderen. We worden in de enige toestand gebracht die met recht luisteren kan worden genoemd: een bereidheid om ons wezenlijk te laten veranderen door dat wat we horen. Hier is geen crisis. Hier is geen nieuw conflict. Hier is geen handeling vereist.
De herfst is fatsoenlijk, zelfs wanneer we onfatsoenlijke dingen doen, het is de minst destructieve van alle taaltoestanden. De herfst is vriendelijk zonder zich met zijn vriendelijkheid op te dringen. Schone lucht, dorre bladeren, scherpe lijnen naar het licht. De verwelkte bloemen van de sering voor het raam waar ik nu bij zit, zijn niet meer paars, het zijn verkoolde krulletjes aan het uiteinde van de takken.
Nu het herfst is, denk ik dat de lente sadistisch, wijsneuzig en ad rem maar onverstandig is, dat de winter zwelgt in zelfbeklag en dat de zomer dom is. De herfst daarentegen is zacht en eerlijk en melancholiek.
Het wordt lente. Het is oorlog. Wachten maar weer tot de herfst komt.