Labels

maandag 1 juni 2020

Andere mening


Gabriël Metsu, “Het zieke kind”, 1665

Ik lees een stuk van Carl Zimmer (1966), vooraanstaand Amerikaans wetenschapper, blogger en columnist. Zimmer, zelf zoon van een politicus, maakt zich ernstig zorgen over de verhouding tussen wetenschap en politiek. Hij maakt zich sterk voor de wetenschap als leidraad voor de samenleving, is bezorgd over “science-denial” en wijst op de gevaren ervan voor onze toekomst. If people come to see science as just someone else's opinion, rather than a powerful way of knowing based on evidence, then all sorts of trouble may arise“, lees ik. Mensen moeten meer inzicht krijgen in hoe de wetenschap werkt, is zijn overtuiging. Met populair-wetenschappelijke stukjes en boeken probeert hij daaraan bij te dragen. Zimmer vindt dat elke wetenschapper de plicht tot populariseren heeft.

Ik voel met Zimmer mee. Ik las zijn populair wetenschappelijk boek over erfelijkheid en zie overal potentieel politieke discussies ontstaan die de verkeerde kant op kunnen waaien. De wetenschap zou veel van die discussies kunnen beslechten. Wat zelden gebeurt. De wetenschap heeft het ook allemaal een beetje aan zichzelf te wijten, denk ik wel eens. Wetenschappers zijn het continu met elkaar oneens, over van alles en nog wat, soms op heel fundamenteel niveau. Mensen voelen dat. Bij de Corona-bestrijding zie ik het ook voortdurend. Maurice de Hond leest weer onderzoeken die de RIVM wetenschappers weer niet gezien hebben, een fysicus maakt een model van verspreiding waar niet op wordt gereageerd en zegt dan: fysici steken blijkbaar anders in elkaar dan virologen. Wat moet je daarmee, als burger, als wetenschappers allemaal andere dingen blijven roepen, of al leggen ze maar andere accenten. Zeker als ze elkaar met hun resultaten gaan beconcurreren, wat ook gebeurt, dan gaan als die populaire stukjes van Zimmer niet meer helpen. Hoezeer ik het ook met hem eens ben.