Labels

dinsdag 2 juni 2020

Ouderwets


Meissoniers, “Campagne de France 1814”, 51,5 x 76,5 cm, 1864, Musée d’Orsay. Napoleons terugkeer van Elba.
Wellicht zijn beroemdste stuk. Hij lijkt vooral nog gekend als chroniqueur van Napoleon. Maar wel raak!

In 1867 bezocht Ivan Toergenjev de Wereldtentoonstelling in Parijs. Hij was vooral geinteresseerd in de schilderijen die er tentoongesteld werden, meer dan in de technische machinerieën en noviteiten. Vol bewondering schreef hij over Meissonier, die hij “op dit moment beslist de beste schilder ter wereld” noemde. Hij betreurde het dat hij niet genoeg geld had om zo’n “heerlijk landschap” te kopen van de Beierse historieschilder Karl von Piloty. De solo-expositie van Manet ging hij niet eens bekijken, hoewel hij bevriend was met Zola, die er uitermate enthousiast over was.

Meissonier en Piloty zijn al een eeuw lang geheel uit de mode. Voor zover ze nog aanwezig zijn in collecties van grote musea, die hun werken ooit vol trots aankochten, bevinden ze zich veelal in het depot, zeker Piloty.  Ze zijn niet meer van deze tijd. Ach jà. De romans van Toergenjev zijn eigenlijk ook niet meer van deze tijd. Probeer ze maar te beschrijven. Sentimenteel, klassiek van opbouw, met epiloog en al, veel gedateerde thematiek, zoals het lijfeigenschap en het slavofielenvraagstuk. Wie zou dat nog lezen, zeker als je hoorde welke schilders hij bewonderde.

Maar lees hem maar eens. Je zult je verbazen over de moderniteit. Of je eigen ouderwetsigheid. Niet voor niks dat Karel van het Reve Toergenjev bewonderde boven alle andere Russen. Toergenjev blijft, altijd, nog steeds. Er verschijnt een nieuwe vertaling van zijn romans door Froukje Slofstra. Over twee dagen. Ik heb al ingeschreven. Mijn laatste boekenbon heb ik eraan besteed. Ik verheug me weer op het weerzien. Het herlezen. Op de zomer.

Op Wikipedia beschreef ik meerdere werken van Toergenjev. Het adelsnest, Eerste liefde, Lentebeken, Rook. Bij Rook gaf ik een citaat dat me bij herlezing direct weer raakt. Uit de epiloog notabene. Als een landschapstekening van Piloty. Ik herhaal het in de blijkbaar verouderde vertaling nog van Karel van het Reve. Wat heet verouderd, wil ik zeggen. Maar zo gaat dat.

Litwinov verlaat Baden-Baden per trein, na zijn jammerlijke liefdesperikelen:
Hij begon uit het raam te kijken. Het was een grijze en vochtige dag; het regende niet, maar de mist bleef nog hangen en de lage wolken bedekten de hemel. De trein reed tegen de wind in; witte wolken stoom, nu eens alleen, dan weer vermengd met andere, donkerder wolken rook, vlogen in een eindeloze rij langs Litwinovs raam. Hij begon naar die stoom, naar de rook te kijken. Onophoudelijk opwervelend, stijgend en dalend, kronkelend en hangen blijvend aan gras en struiken, grimassen makend, zich uitrekkend en wegsmeltend, vloog wolk na wolk voorbij... ze veranderden onophoudelijk en bleven dezelfde... een eentonig, haastig, vervelend spel! Soms veranderde de wind of boog de spoorweg af - dan opeens verdween de hele massa en werd meteen door de andere raam zichtbaar; dan werd de enorme staart weer naar de andere kant geworpen en benam Litwinov het zicht op de brede Rijnvlakte. Hij keek en keek... en een brede gedachtegang overviel hem. "Rook, rook" zei hij een paar keer; en alles leek hem opeens rook, zijn eigen leven; het Russische leven - al het menselijke. Alles lijkt rook en damp, dacht hij, alles schijnt onophoudelijk te veranderen, overal nieuwe beelden, het ene verschijnsel na het andere, en in wezen is alles hetzelfde; alles heeft haast, moet nodig ergens heen - en alles verdwijnt spoorloos, zonder iets te hebben bereikt. Er waait een andere wind en alles vliegt de andere kant op, en daar zie je dan weer hetzelfde onophoudelijke, opgewonden en omwondige spel.


Tekening van Piloty. Waarin ik toch iets van Toergenjev herken. En van mezelf.