Je t’aime, moi non plus
Wie in de jaren zeventig is opgegroeid herkent het meteen al aan de eerste klanken. Als jonge pubers voelden we er ons wat ongemakkelijk bij. Wat lacherig. We schuifelden voor het eerst met meisjes over de dansvloer, zonder dat werkelijk doordrong waar de tekst over ging.
Wat de tekst eigenlijk betekent heb ik nooit gesnapt.
Ik hou van je, ik ook niet, of
ik evenmin, of
ik niet meer. We dachten er ook niet over na, geloof ik. Hielden dat een beetje van ons weg.
Het geeft iets weer van het ongemak dat we voelen bij het zeggen van “ik hou van je”. Het ongemak van de seks in de liefde. Wat we toen al allemaal voelden.
“
Ik hou van je”, zegt de stervende man. “
Ik een beetje meer”, antwoordt zijn vrouw, en vleit zich tegen hem aan. Hoe dichtbij kun je werkelijk komen.
Serge Gainsbourg was die oude man die beslag had gelegd op
Jane Birkin, op wie ik een beetje verliefd was, en die eigenlijk bij mij hoorde. Ik snapte niet zo goed hoe ze op zo’n oude man kon vallen. Hij was al over de veertig, en dat was toen heel oud, ouder nog als onze ouders.
Later heb ik ooit een biografie over Gainsbourg gelezen, uit nieuwsgierigheid denk ik. Ineens snapte ik het ook, van Birkin, de bewondering, verlegen onzekere mensen en het eeuwige zoeken naar een vaderfiguur. Een beschermer.
Gainsbourg is een dichter, een poëet. Met een diep doorleefd leven zoals ik het zelf nooit durfde, in al mijn onzekerheid, zoals ik had willen zijn, hier op deze aardkloot. Toen. Poëzie wordt zelden herkend, zeker niet in de groep. Wie luisterde toen naar de vervolgtekst van het lied:
Oh, mon amour... Oh, mijn liefste
Comme la vague irrésolu Als een besluiteloze golf
Je vais, je vais et je viens Ga ik, ga ik en kom ik
entre tes reins tussen je lendenen
Et je En houd
me retiens ik me in
Dat is pure poëzie. Die poëzie is de mijne. Na al die jaren.
|
Met Birkin, die aan mij denkt |