Labels

zaterdag 21 september 2019

Vermeer, “Gezicht op Delft”


Jan Vermeer, “Gezicht op Delft”, 96,5 x 117,5 , 1660-1661, geschilderd voor zijn mecenas Pieter Claesz van Ruijven (1622-1674), in 1822 op een veiling voor 2900 gulden verworven door de Staat en sindsdien in het Mauritshuis, Den Haag. Van Ruijven had zeker twintig Vermeers in eigendom die na zijn dood nog lang in privé-bezit bleven. Vermeer schilderde in zijn leven slechts enkele tientallen schilderijen, waarvan er in de 18e eeuw slechts enkele openbaar waren. Dit, en ook dat Vermeer niet is opgenomen in Houbrakens toonaangevende verzameling kunstenaarsbiografieën (1718-21), leidde ertoe dat hij nog tot in de 19e eeuw relatief onbekend bleef.

Marcel Proust verhaalt in zijn superbe epos over kunst en herinnering “A la recherche du temps perdu” over de schrijver Bergotte. Bergotte ziet op een Vermeertentoonstelling “Gezicht op Delft” en verstijft van bewondering. Geobsedeerd tuurt hij op gegeven moment naar een perfect geschilderd geel muurvlakje en realiseert zich plotsklaps dat al zijn gewezen inspanningen om iets bij te dragen aan de kunst onbeduidend zijn geweest. “Zo zou ik moeten schrijven”, verzucht hij, raakt plotseling onwel en sterft terplekke.

Bergotte moet zich bij het zien van Vermeers meesterwerk gerealiseerd hebben dat er een transformerende kracht nodig is om de werkelijkheid tot kunst te brengen, tot leven. Slechts weinigen is dat gegeven. Het is al heel wat dat Bergotte het inzag. Maar weinige zich kunstenaar wanende personen is dat gegeven. Geen wonder dat het zo afliep, uiteindelijk.

Ik snap het in elk geval wel, dat Bergotte het loodje legde bij het zien van “Gezicht op Delft”. Het is een adembenemend schilderij, imposanter dan welk ander werk uit de zeventiende eeuw ook. Ogenschijnlijk geschilderd naar de werkelijkheid getuigt het in feite van een subtiele wisselwerking tussen spontaniteit en een reeks weloverwogen beslissingen van de schilder. We zien een topografisch herkenbaar beeld vanuit de Delftse haven van de zuidkant bezien, met de Schiedamse en Rotterdamse poort. Een willekeurig deel van de stadsmuur bestrijkt het beeldvlak en niet - zoals in die tijd gangbaar was - een compleet silhouet. Belangrijke gebouwen hebben slechts een marginale plek. Vermeer schoof verder lustig met afstanden en gezichtspunten in het belang van de harmonie en compositie. De reflectie van de poort rechts werd verlengd, zodat de weerspiegeling van de torens de beeldrand overschrijdt, zo blijkt uit röntgenfoto’s. Sommige figuurtjes zijn weggeschilderd, andere werden weer toegevoegd. Alles suggereert nabijheid, aanwezigheid.

Belangrijkste kwaliteit van het schilderij is dat het je volledig naar binnen zuigt. De afgewogen compositie, met het felle zonlicht doorheen de imposante wolkenlucht, roept een ruimtelijkheid op die uniek is en je als kijker het gevoel geeft dat er werkelijk Hollandse lucht hangt tussen die gebouwen en de scheepjes. Je voelt de frisse nattige atmosfeer, als na een regenbui. Ik kijk naar het schilderij in een reusachtig boek en voel hoe Vermeer op zijn schildersstoeltje moet hebben gezeten. Ik ervaar tot in mijn diepste vezels hoe hij zich toen moet hebben gevoeld, daar in die vlakte, zo lang alweer geleden.