Labels

vrijdag 27 september 2019

Couperus, Hamsun en de regen


Caillebotte, “L’Yerres, la pluie”, ca. 1875

Vanmiddag vrij. Het loopt al in de avond. Ik kijk in het water en het regent een weinig. De herfst is begonnen. Blaadjes gaan kleuren. Ik zit binnen achter glas, pak nog een kop koffie en zet voor het eerst de verwarming weer wat aan. Ik neem een boek van Couperus dat leest als van Hamsun.

Het lange fjord lag recht voor hen, als een ranke reep wazig stil water, omketend door haar, in de regenmist wegkwijnende bergen. In die mist waren ze als doorschijnend, als schimmen van bergen, vaag van lijn. Vier majestueuze bergen, hoog optreurend in de nijdige fronsende lucht die, door stortregen opgezwollen, vuilvale wolken langs hunne koppen voortslierde en in het zwijgende water een donkere schaduw neersloeg. En de bergen weenden, als ijle roerloze spoken, somber, roerloos en tragisch onder een ontzaglijke bovenmenselijke smart: een leed van reuzen en azen; het fjord, met zijn stadje, - wat groezelige vlakjes van daken en huizen, en het vaalwitte chalet van het Grand-Hotel - het weende, roerloos onder de afspiegeling van de lucht; een spectrale kilheid rees uit de kom van het fjord op naar de drie mensen in de hoogte, niets verloren in het tastbare waas van de nevel, die zwaar op hun oogleden zonk. De regen viel niet neer, maar scheen slechts als vocht af te sijpelen uit het zwarte floers van de wolken, die nog niet scheurden. En in het westen tussen twee bergen, die zich openden op een streepje van de oceaan te laten doorschemeren, trilde iets bleekgouds en vaalrozigs, nauwelijks een paar lijntjes roze en een tikje goud: de aalmoes van een zonsondergang....

Ik kijk weer even in het water, naar de kringen van de druppels en voel me voor even verbonden, met alles. In honderd jaar is niets nog veranderd. Het had zomaar ook Luitenant Glahn kunnen zijn. Alles is goed zo, denk ik even, meer heeft een mens zo niet nodig. Zo mogen lezen is het hoogste genot. Meer kan een mens niet verlangen.