Tijdschriftenuitgever en fotograaf Heinrich Hoffmann (1885-1957) raakte in de jaren twintig bevriend met Adolf Hitler en werd diens persoonlijke fotograaf. Hij vergezelde de grote leider overal en speelde een belangrijke rol in de vorming van diens imago. Reeds in 1926 fotografeerde hij de mars van 5000 nazi-stormtroepen in Weimar, waar Hitler voor het eerst de fascistische groet bracht. In 1933 publiceerde hij het boek “Der unbekannte Hitler”, waarin privé-foto’s waren opgenomen, waarvan hij als enige was toegestaan om die te maken.
Harry Mulisch was altijd geïntrigeerd door de persoon Hitler, wilde hem begrijpen, concludeerde in Siegfried dat Hitler het absolute niets was. Hetgeen eigenlijk aangeeft dat het niet is gelukt. Hoffmann toont aan wat Mulisch niet gelukt is, dat Hitler een mens was, net als iedereen. Tijdens een fietstocht door Berlijn vertelde de gids bij de plek waar zijn bunker had gestaan: en daar bij die bosjes liet hij vaak zijn hond uit, Blondi. Ik zag hem als het ware nog lopen.
Dat Hitler au fond niet anders was dan wij allen, een beetje vreemd hooguit, dat intrigeert meer dan wanneer hij anders zou zijn gebleken, het grote niets, dat niet bestaat. Het enige dat ze echt anders heeft gemaakt is de macht. Macht verandert mensen, en zelden in hun voordeel. Ik zou dezelfde exercitie als Mulisch ondernam met Siefried een keer over willen doen, een fictief interview met Hitler, vlak na zijn dood, met Stalin, Hamsun, Celine. Er valt nog zoveel te begrijpen.
Kijk maar naar de foto’s van Hoffmann. Je krijgt er bijna rillingen van, zo menselijk, alsof je erbij bent.