Labels

zondag 31 december 2017

Henri Matisse: “De pianoles”

Matisse, “De pianoles”, 244 x 180 cm, MoMa, NY

Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleef Matisse doen wat hij als de voornaamste opdracht zag van de kunst: mooie dingen maken. Exemplarisch voor die periode is het collageachtige schilderij “De pianoles” uit 1916. Het is een verzameling complementaire, enigszins sobere kleurvlekken, met veel grijzen, die stilistisch de abstractie nadert van het kubisme van Picasso, toentertijd zijn rivaal. Stilistisch typeert het werk zich door geometrische vormen en een strakke, overwegend verticale lijnvoering.

We zien een jongetje dat aan het repeteren is achter de piano. Op de achtergrond zien we zijn moeder. Het tafereel speelt zich af in Matisse’s woning in Issy-les-Moulineaux, nabij Parijs. Het jongetje is zijn zoon Pierre, die later een beroemd kunsthandelaar zou worden in New York. Pierre was op het moment dat Matisse het werk schilderde zestien jaar oud, een stuk ouder dan afgebeeld. Hij deed dienst aan het front, in het Franse leger. Matisse maakte zich grote zorgen of hij wel terug zou keren.

Pierre oogt geconcentreerd, maar ook zorgelijk, alsof hij bang is dat het hem niet lukt, iets moet doen van de buiten beeld blijvende pianoleraar, iets wat hij eigenlijk niet wil. Op zijn gezicht zien we een schaduwvlek van de metronoom. Er wordt discipline gevraagd. Moeder (en vader) vinden dat goed. Zo is hij opgevoed.

Niet alle elementen in het werk hebben eenzelfde gedisciplineerde strakheid. De muziek weerspiegelt zich in het krullende hekwerk en de muziekstandaard. Linksonder staat een in 1908 door Matisse gemaakt beeldje uit 1908, toen nog vol van rondingen. Het staat voor creativiteit, waar het oefenen uiteindelijk toe moet leiden, maar het is nog ver weg, weggedrukt in een hoekje. Net zoals ook de vrede nog ver weg was in 1916.

Door het openstaande tuinraam wordt een blik gegund op een vriendelijke tuin. Een strakke baan zonlicht schijnt over het frisgroene gras. Het motief van het open raam komt vaak terug in het werk van Matisse, vanwege de rustgevende symboliek. Die rust echter, wordt nadrukkelijk ondermijnd door de sombere atmosfeer en de onheilspellende nostalgische symboliek. Het roept op tot introspectie.

Matisse begon aan "De pianoles" op basis van een naturalistische tekening, maar liet onder invloed van zijn angstgevoelens allengs alles wat hij niet essentieel achtte weg, om zo te komen tot abstractie. Opvallend is dat hij een jaar later op een moment dat Pierre weer thuis was, het thema opnieuw ter hand nam in "De muziekles", dat minder abstract is. Matisse leest de brieven. Hij durft ze weer te lezen. Hij is blij dat de hele periode achter de rug is.

En misschien gold dat ook wel voor zijn kortstondige flirt met de abstracte kunst.

De muziekles”, 1917

donderdag 28 december 2017

Herfst

Millais: Herfstbladeren, 1856

                    HERFST

                    ​Het is weer herfst.
                    ​De boom verliest zijn blaren.
                  ​De boom wordt kaal,
            ​En kil.
            ​Kou.
                  ​De boom staat eenzaam,
                    Het bos heeft hem verlaten.
​            Alleen in het midden,
          ​Als de heide niet meer bloeit.
     ​Herfst op de heide,
                                       Boom in de dauw,

                   De lucht keert langzaam rood in het oosten.
                   Het westen nadert al gauw.
          ​Heel gauw.

woensdag 27 december 2017

Willem de Kooning: “Vrouw I”

Willem de Koning:”Woman I”, 1953, 193 x 147,5 cm, MOMA, NY

De Kooning, opgeleid in Rotterdam, in 1926 naar de Verenigde Staten vertrokken, maakte te New York naam als abstract expressionist. Gebruik makend van radicale schildertechnieken, zowel qua materiaalbehandeling als qua vorm, probeerde hij ervaringen te vereeuwigen en zo een diepere, universele waarheid te onthullen. Zijn werk was uitermate associatief en experimenteel. Ooit zei hij over zijn werkwijze: “Wat je eigenlijk doet wanneer je schildert is gewoon een borstel vol verf pakken, je begint gewoon te werken en je voelt vanzelf het zelfvertrouwen toenemen”. Kunst kon van alles zijn in zijn ogen.

Anders dan bijvoorbeeld Jackson Pollock bleef De Kooning steeds aandacht houden voor het figuratieve. Dit komt bij uitstek tot uitdrukking in zijn schilderijen van vrouwfiguren uit de jaren vijftig. “Woman” kan wat dat betreft exemplarisch worden genoemd. Hij schilderde het tussen 1950 en 1953, op een moment dat de moderne Amerikaanse kunstwereld het schilderen van herkenbare mensfiguren als “note done” beschouwde. Het was echter precies zijn tegendraadsheid die hem weer deed teruggrijpen op een oude traditie die teruggaat op werken als de Venus van Titiaan. Kunst hoefde in zijn visie nooit te voldoen aan bepaalde opvattingen. Daarenboven gaf hij aan dat hij zich ook graag bezig hield met wat hij zag.

De Kooning begon aan “Woman” in de zomer van 1950 in zijn atelier te New York en zou het resultaat nog talloze malen bewerken voordat hij het in 1953 voltooide. Werken eraan was een waar gevecht voor hem, meermaals stopte hij ermee om het telkens toch weer te hervatten. Kleurcompositie en texturen werden voortdurend gewijzigd, waarbij hij enorme hoeveelheden verf gebruikte. Het schilderij bestaat uit een reeks grillige lijnen die variëren in dikte, vaart, gewicht, doorzichtigheid en richting. Gezamenlijk proberen ze de centrale plaats van de vrouwfiguur te vangen, alvorens deze gecodeerd kan worden door normen en regels vanuit taal en maatschappij. Het roept associaties op van angst, afschuw en geweld. De figuur kijkt de kijker recht in de ogen, met grote holle ogen. Niets refereert aan schoonheid, maar eerder aan een basale angst voor het vrouwelijke.

De selectiecommissie van het MOMA, dat het schilderij na voltooiing in 1953 aankocht, motiveerde haar keuze door te stellen dat zij “het schilderij behoorlijk angstaanjagend vond, maar tegelijkertijd en intense vitaliteit ervan ervoer”. Het hier besproken werk zoude eerste worden uit een serie van vergelijkbare werken. Hoe langer je naar deze werken kijkt, hoe meer ze je biologeren.

dinsdag 26 december 2017

Edward Hopper “Zonlicht op de eerste verdieping”

Hopper: “Second Story Sunlight, 1960, Whitney Museum, NY

Hoppers “Second Story Sunlight” valt direct op door de indrukwekkend strak-geometrische compositie. We zien enkele door fel zonlicht beschenen witgeschilderde houten huizen met repeterende puntige daken en halfgeblinderde ramen, omgeven door een dicht groen bos en een heldere wolkenloze blauwe lucht. Hopper werd altijd gefascineerd door het zonlicht. Ooit zei hij daarover: “het schilderen van zonlicht op de zijkant is eigenlijk het enige wat ik wil”. Het effect van het lage zonlicht wordt in “Second Story Sunlight” versterkt door sterke contrasten met schaduwpartijen. De benadering van licht, schaduw en kleur leidt tit een abstract palet dat in de verte zelfs doet denken aan Mondriaan.

Los van de compositorische kenmerken Hoppers vallen schilderijen altijd op door het aperte anekdotische karakter. In “Second Story Sunlight” zien we twee vrouwen die zonnen op het balkon van een van de huizen. Een oudere in zwart geklede vrouw zit in een stoel en leest een boek. Een jongere vrouw in bikini zit op de rand van het balkon, afgezonderd, schijnbaar geïsoleerd van elkaar. Beiden keren zich naar het zonlicht, koesteren zich erin. Op het eerste gezicht lijkt het een luchthartig oppervlakkig tafereel, zonder bijzonderheden, maar Hopper zorgt er welbewust voor dat het gaat boeien. Er is een aperte psychologische spanning voelbaar. Als kijker wil je weten wat er aan de hand is. Welke verhouding hebben beide vrouwen tot elkaar? Wil de oudere vrouw soms toch iets zeggen tegen de jongere? Zal de mooie zelfverzekerde vrouw in bikini de oudere vrouw dan verder negeren? Langer kijken geeft het werk iets intrigerends en huiveringwekkends. Het roept associaties op met de Amerikaanse pulpromans uit de tijd van rond 1960: grimmige verhalen waarin vaak lugubere moorden plaatsvonden en gruwelijke geheimen werden verzwegen. Het woord is aan de kijker.

Een collega van me kocht ooit een boek van Dicker. Op de cover stond een schilderij van Hopper, “Portrait of Orleans”, uit 1950. Het boek viel wat tegen zei hij, zei hij later. Hij had zich bij de aankoop misschien ook wel teveel laten leiden door de mooie omslag, zo zei hij zelf. Tja. Het schilderij van Hopper was blijkbaar spannender dan het boek. Je moet van goede huize komen om dat als schrijver te overtreffen.

zondag 24 december 2017

Van Gogh, Weg met cipres en ster, mei 1890

Languit op bed, boek nog in de hand, ik tuur door het raam naar het donker.
    Aan de zwarte hemel fonkelt helder klein een sterretje. Fonkel helder sterretje, duizend lichtjaren van mijn netvlies vandaan. Duizend lichtjaren. Echt bevatten is wat anders, maar ik weet dus dat het licht dat nu mijn ogen bereikt precies duizend lichtjaren geleden vanuit die ene specifieke ster werd verzonden. Duizend jaren met de snelheid van het licht. Of meer.
    Trouwens, het gaat ook niet om het weten, het gaat om het voorstellingsvermogen. Ik stel me voor, een ruimtefiguur op die ene fonkelende ster, duizend lichtjaar geleden: die ziet al dat ik hier en nu zit te kijken, precies om deze tijd, Tien uur twaalf, duizend jaren later. Hij ziet mij en stuurt een lichtstraal. En ik vang hem op, met mijn ogen.
    Vooruit of achteruit. Waarom niet? Het hedendaagse weten blijft nog altijd steken bij het negentiende-eeuwse standpunt over de werking van de onmiddellijke nabijheid en de gedeeltelijk aan het toeval onder worpen causaliteit. Een verouderd weten, niet eens oorspronkelijk, geenszins vanzelf sprekend. De prehistorische mens vermoedde al geheel andere samenhangen in het wereldgebeuren, vanuit vergeten dimensies. Ooit is de kennis daar begonnen. Ooit is de kennis weer verdwaald.
    En langzaam vallen mijn ogen weer dicht.

zaterdag 23 december 2017

Will Cotton: “IJsspelonk”

Will Cotton: “Ice Cream Cavern”, 2003, 178 x 203 cm.
Cotton schildert sensuele naakten in een hyper-realistische stijl, licht erotisch, sensueel, doorgaans met een zachte focus. Hij laat zich sterk inspireren door Jean-Auguste-Dominique Ingres, Jean Broc, Jean-Honoré Fragonard en Francois Gérard. “Ice Cream Cavern”, met het ruggelings weergegeven naaktmodel, doet sterk denken aan Ingres’ “De baadster van Valpinçon” uit 1808. De context is echter uniek en is uitgegroeid tot het handelsmerk van de kunstenaar.

Ingres’ baadster
Cotton plaatst zijn beeldschone naakt in een weelderige omgeving met bergen “icecream”. Vanuit de overtuiging dat een landschap een object van begeerte zou moeten zijn, creëert hij een natuurlijke omgeving van lekkernijen. Het refereert aan hedonisme en vooral mateloosheid. De zoete verrukking is onbeperkt, maar biedt geen bevrediging. Het model oogt eenzaam. De ijsberg kan troost bieden, tegemoet komen aan frivole fantasieën, maar uiteindelijk leidt het tot vraatzucht en schuldgevoelens.

Cotton maakt duidelijk dat alle geneugten van de Westerse consumptiemaatschappij niet tot geluk leiden. Alles is beschikbaar, maar het gaat zelden nog om intrinsieke behoeften, maar vooral om dingen die ons door de media worden opgedrongen. Zijn werk toont dan ook geen ontmoeting, geen geliefden, maar een fixatie op snelle satisfactie, die uiteindelijk geen uitkomst biedt. Hier wijkt hij af van Ingres, wiens baadster nog hoopvol lijkt te dromen.

Klik hier voor de website van Cotton.

vrijdag 22 december 2017

Munch: Meisjes op de pier, 1901

   Kunst is communicatie, in een meest elementaire vorm: een zender, een bood schap en een ontvanger. Kenmerkend is dat de kunstenaar  iets uitdrukt van zijn diepe zieleroerselen, een stukje ík dat wordt herkend moet worden door de ontvanger. Twee dingen zijn essenteel: eerlijkheid en herkenning. De boodschap moet de ontvanger helpen bij diens zoektocht naar zichzelf. Kunstliefhebbers zoeken naar herkenning, zoekers naar zichzelf. Kunstenaars natuurlijk ook, die zoeken begrip, erkenning. De een helpt de ander. Dat is kunst.
    En als een kunstenaar niet begrepen wordt. Als niemand de boodschap verstaat. Kan er dan dus geen kunst zijn?
    Nee, dan is er geen kunst. Net zo min als er sprake is van kunst wanneer ik iets schrijf en het nooit aan iemand laat lezen. Dan is er hooguit sprake van een soort zelftherapie. Dat kun je beter stil houden, in je eigen hoekje.

donderdag 21 december 2017

Repin: De Zaporozje-Kozakken schrijven de Turkse sultan een brief
    Het beetje Don Quichotte in mij lijkt bijna gestorven. Bijna. Mijn Sancho heeft in elk geval gewonnen: het gezonde verstand, het gulden midden. Mijn leven is een soort van voortdurend verdwijnen. Verdwijnen naar binnen, terug tot mezelf, op zoek naar die verloren ridder van de droevige figuur. Twee levens, maar goede vrienden. Ook dat.
    "Dit droevigste aller boeken", schrijft Dostojevski over de Don Quichotte, "zal de mens, wanneer hij voor het laatste oordeel moet verschijnen, niet vergeten met zich mee te nemen. Hij zal er op wijzen dat dit boek het diepste en noodlottigste geheim van de mens en de mensheid bevat. Hij zal er op wijzen dat de grootste schoonheid van de mens, de grootste reinheid, kuisheid, oprechtheid, goedhartigheid, dapperheid, en ten slotte ook het grootste verstand, dat dit alles niet zelden (maar al te vaak helaas) op niets uitloopt, voorbijgaat zonder nut voor de mensheid en zelfs een voorwerp van spot wordt voor die mensheid, alleen omdat er bij al die edele en rijke gaven waarmee een mens vaak genoeg bedeeld is één laatste gave ontbreekt, het genie namelijk, dat de hele rijkdom en macht van gaven richting kan geven en die macht niet op een fantastisch en krankzinnig doel maar op de juiste weg kan leiden, de weg tot de reële activiteit tot welzijn der mensheid"!
    Tot welzijn van onszelf. Laten we klein beginnen. Ik ben geen genie. Ik lach om elke Don Quichotte. Ik lach om elke Sancho. Ik lach om mezelf. Gelukkig maar. Ik ben geen genie, maar ik heb het toch wel wat begrepen, denk ik. Dat is ook wat waard.

woensdag 20 december 2017

Witsen: Pakhuizen aan een Amsterdamse gracht op Uilenburg

Ik lig languit op de bank en pak een dik boek. Nu heb ik de tijd. Ulysses van meneer James Joyce. Zwaar boek. Grote literatuur.
   Twintig bladzijden.

    Nescio zei, nadat hij in India was geweest en de Ganges had gezien: "Geef mij maar het Gein". En ik zeg, na het lezen van een stukje Ulysses: geef mij maar Nescio.
    Titaantjes. Ik herlees weer een stukje, het voelt een beetje beter.

dinsdag 19 december 2017

De ruis in mijn oren


Waterhouse, "Ophelia", 1904

Hier is rozemarijn, dat is ter herinnering… en dit zijn de driekleurige viooltjes, als aandenken.
(Uit: Hamlet, akte IV, scène 5)

Ooit heb ik een meisje diep teleurgesteld. Alsof ik werd gestoken met een mes, zei ze. Ik hoor het nog steeds als een ruis in mijn oren.


zondag 17 december 2017

Pablo Picasso: "Le Rêve"


Le Rêve, 1932, 130 x 97 cm, Collectie Steven A. Cohen

Picasso schilderde "Le Rêve" op 24 januari 1932. Model was zijn maîtresse Marie-Thérèse Walter. Zij was op dat moment 22 jaar oud, Picasso 50. Al bijna vijf jaar waren ze geliefden. De stijl van het werk vertoont invloeden van het fauvisme, gekenmerkt door gesimplificeerde contouren, vervormde elementen en felle contrasterende kleuren.

Als in veel van Picasso's werk domineert ook in "Le Rêve" het thema seksualiteit. Boven het hoofd van Walter schildert hij een penis, die gezien kan worden als die van die van hemzelf. Walter houdt haar handen ter hoogte van haar kruis en haar gezicht naar boven, in het verlengde van de penisvorm. Op grond van de titel wordt gesuggereerd dat ze droomt van seks met Picasso. 


De huidige eigenaar van het schilderij, casino-magnaat Steven Cohen uit Las Vegas, zei over het schilderij: "in ogenschouw nemende de leeftijd van het model en de schilder moet het hier om de droom van Picasso gaan, en niet van het meisje. Elke 50-jarige man wil dromen dat een 22-jarig meisje van zijn erogene lichaamsdelen droomt". 

John Berger schreef in 1973  over het schilderij: "Zelfs gekleed is Marie-Thérèse zacht als een wolk, onbezwaard in haar openlijke zinnelijke genot en onuitputtelijk in wat ze aan vitaliteit en gevoelens belichaamt. De macht die aan vrouw met haar lichaam over een man uitoefent is vaak in de literatuur beschreven, maar woorden zijn abstract en verhullen net zoveel als ze onthullen. Een schilderij maakt de verrukking en associatieve wetmatigheden van de seksualiteit op een veel natuurlijkere manier zichtbaar".

De macht die een vrouw met haar lichaam over een man uitoefent: een andere kant van de #metoo-discussie. Er is veel veranderd sinds de jaren zeventig.

In 1977 benam Marie-Thérèse Walter zich het leven, vier jaar na Picasso's overlijden.

Historie
"Le Rêve" werd in 1941 voor 7000 dollar gekocht door het verzamelaarsechtpaar Victor en Sally Ganz uit New York. Toen hun collectie na de dood van Sally in 1997 bij Christie's werd geveild bracht  het schilderij 48,8 miljoen dollar op, toentertijd een recordbedrag en het zesde duurste schilderij ooit. Koper was de Oostenrijker Wolfgang Flöttl, die ook Van Goghs "Portret van dr. Gachet" kort in bezit had. In 2006 kocht de casino-baas Steve Wynn uit Las Vegas het werk over voor 139 miljoen dollar. Toen hij het aan zijn vrienden toonde stootte hij met zijn elleboog door het doek, waarna een 90.000 dollar kostende reparatie nodig was. In maart 2013 werd het werk voor 155 miljoen dollar verkocht aan een andere casinobaas, de reeds genoemde Steven Cohen, die erbij was toen Wynn het doek beschadigde.

zaterdag 16 december 2017

Toulouse-Lautrec: "Zelfportret voor een spiegel"

    Waar de wil is, het vertrouwen en het geloof, werkt elke therapie. Een goed begin is alles. Ondertussen laat je de non-specifieke factoren hun werk, gewoon door wachten en rekken. Misschien nog even wat helpen bij niet stoornis typische symptomen, zoals slaapproblemen, activatiegebrek. En klaar is Kees! Psychologen hebben een makkelijk baantje. Als ze het kunnen tenminste. Zoals een goede vriend het ook kan (soms).

vrijdag 15 december 2017

Paula Rego: "De familie"


Paula Rego: "The family", 1988, 213,4 x 213,4 cm, olieverf op linnen, Tate Britain

Ik ging naar Tate Britain om de prerafaëlieten te bekijken, waarvan ik een groot liefhebber ben. Het schilderij dat me echter het meest intrigeerde was een werk van de mij op dat moment nog onbekende Engels-Portugese schilderes Paula Rego: "De familie".

Op het eerste gezicht schildert Rego hier in neorealistische stijl een onschuldig familietafereel Een doorsnee gezin in een huiselijke omgeving. Iets langer kijken leert echter snel dat hier een verwarrende, seksueel beladen scene wordt weergegeven. Op de voorgrond wordt de vader van de familie "behandeld" (in Rego's woorden: "manhandled") door een vrouw en een jong meisje, afgaande op de titel zijn vrouw en dochter. Het meisje geeft onbeschaamd uitdrukking aan een incestueuze sensatie door haar onderlichaam tegen het kruis van de man aan te drukken, terwijl de vriendelijk ogende vrouw hem in bedwang houdt en uit lijkt te kleden. Rechts staat een nog jonger meisje, waarschijnlijk het zusje, op een afstandje genoegelijk toe te kijken.

Geopperd is ook wel dat de vrouw niet de echtgenoteis, maar - gezien de kleding - een dienstbode, hetgeen de vraag oproept waar de moeder dan zou kunnen zijn.

Op de achtergrond zien we een Portugese retabel die mogelijk een sleutel geeft tot nadere duiding: we zien St. Jan en St. Joris die de draak verslaan. Mogelijk zit ook een oplossing in de vos en de ooievaar, die onderaan de retabel worden afgebeeld: de vos zal de ooievaar opeten zodra deze de graat uit zijn keel heeft gehaald.

Uiteindelijk laat Rego de kijker zijn eigen verhaal maken bij het schilderij. Al haar werken zijn narratief. Rego werd geboren in Portugal tijdens het dictatoriale Salazar-regime. Ze heeft herhaaldelijk aangegeven dat trauma's en onbegrepen gebeurtenissen uit haar jeugd het startpunt vormen voor haar kunstenaarschap. Welbewust en associatief laat ze allerlei beelden uit het verleden tot zich komen, als in dromen. "Ik leef onder een constante innerlijke druk, maar mijn droombeelden helpen me niet om mijn gevoelens van desoriëntatie  beter te begrijpen", legt ze uit: "ze leiden alleen tot een erkenning van mijn eigen niet-begrijpen. Ik geef enkel toe aan de impulsen van mijn onderbewuste".

donderdag 14 december 2017

Manet: "Portret van Irma Brunner, de Weense"

    Ik schrijf, ik schrijf, ik schrijf,
      Ach,
         zie mij toch eens gapen,
    De reus roert heftig in mijn lijf,
      Ach,
         laat ik maar gaan slapen.

woensdag 13 december 2017

Johann Tischbein: "Goethe in de Campagna"

     In mijn late tienerjaren ben ik begonnen met lezen. Veel lezen. Literaire romans vooral. Hamsun, De Toverberg, Madame Bovary, de grote Russen. En dichter bij huis: Nescio natuurlijk, Mulisch, Kaas... Spiegels van mijn ziel.
    Ik kijk eens in mijn boekenkast. Op de keper beschouwd zijn er eigenlijk maar best weinig boeken die de snaar zuiver weten te raken. Eeuwig eindpunt van mijn zoeken.
    
Voor de derde keer heb ik zojuist De Toverberg herlezen. Vier maanden lang was ik weer met Hans Castorp op de berg. Boven op de berg is alles anders dan in het laagland. Daar gelden redenaties die ze in het laagland niet kunnen volgen, waarover ze hun schouders ophalen, waarover ze zouden lachen. Op een berg of een eiland is alles anders.

    Als je veel leest en nadenkt plaats je je een beetje buiten het leven. Maar dat hoeft niemand te merken Je hoeft niet alles te delen. Beter maar van niet. Het is goed om de dingen een beetje uit elkaar te houden.

dinsdag 12 december 2017

Extensies van de geest


  De antiquariaten verdwijnen. Decennialang kon ik geen boekwinkel voorbijgaan zonder even naar binnen te wippen. De jongensachtige spanning, de vreugde van de ontdekking. De wereld ging dicht, werd buitengesloten.
    Boekenwinkel, antiquariaat. Kopen, bezitten, "hebben". Als ik een boek lees, dan moet het van mezelf zijn. Een geleend boek geeft nooit het volle genot. Ik hecht weinig aan bezit, maar mijn boeken zijn me heilig. Een persoonlijke bibliotheek, als stempel van mijn leven. Mulisch zag het als extensies van de geest. Het zegt wie je bent, zelf als je de helft niet hebt gelezen.
    Tegenwoordig heb je e-boeken. Ik heb er ook eentje. Handig in de trein, als je van dikke boeken houdt, maar het blijft een verarming. Boeken horen fysiek te zijn. Een nieuw boek moet ik naast me kunnen leggen, op het nachtkastje, er af en toe aan voelen. Een boek moet je ruiken. Ik kan uren werken om een deeltje te repareren. 

    Als het boek verdwijnt, en daarmee de boekenwinkels, verdwijnt een stuk van onze cultuur. Op internet maak je geen contact met de boeken, zeker jongeren niet meer. Van internet gaan ook maar weinig schrijvers nog kunnen leven.

Maar ook ik zal het boek niet gaan redden. Ook ik koop online, zojuist nog. Wel een echt boek, gelukkig maar, zolang ze er nog zijn...

maandag 11 december 2017

Lucian Freud: "Meisje met witte hond"

"Girl with white dog", 1950-1951, olieverf op doek, 76 x 101,5, Tate Britain, Londen

Het werk van de neorealist Lucian Freud kenmerkt zich door een sombere mensvisie. Zijn figuren lijken angstig en eenzaam. Zijn naakten maken doorgaans geen enkele aanspraak op schoonheid of fysieke aantrekkelijkheid. In "Meisje met witte hond" drijft hij dit echter nog niet zover door als in zijn latere werk. Het is een portret van zijn eerste vrouw Kitty Garman, een buitenechtelijke dochter van beeldhouwer Jacob Epstein (1880-1958). Op het moment dat Freud haar schilderde was ze zwanger. Kort na voltooiing van het doek zou het huwelijk stranden.

De losse stijl van "Meisje met witte hond" doet enigszins denken aan het werk van Freuds vriend Francis Bacon. De pose is nog klassiek. Kenmerkend zijn wel al de brede, assymetrische ogen van het model en het sobere kleurgebruik. Om te voorkomen dat de verf zich zou vermengen gebruikte hij aparte penselen voor elke kleur en maakte hij ze na gebruik steeds helemaal schoon. De achtergrond is sfeerloos, waarbij hij wel een bijzondere aandacht aan de dag legt voor de textuurweergave.

Het was Freud in zijn portretten nooit te doen om esthetische schoonheid maar om de weegave van de existentiële psychische gesteldheid van het model. Hij schreef ooit dat hij trachtte "de zintuigen te beroeren door de werkelijkheid te imiteren". Daartoe maakte hij intensieve observatiestudies van zijn "object", op basis waarvan hij details selecterde die hij verwerkte in zijn schilderijen. Vaak behoorden zijn modellen tot zijn kennissen- of familiekring.

Goed kijken naar "Meisje met een witte hond" voelt enigszins ongemakkelijk. De blik in Garmans ogen is indringend, starend. Ze weerspiegelen haar ziel en drukken een bangelijke bezorgdheid uit. Wellicht wist ze, zwanger als ze was, op het momentvan schilderen al van Freuds affaire met Lady Caroline Blackwood. De hond, een huwelijksgeschenk, staart de kijker waakzaam, bijna vijandig aan. De net bedekte naaktheid van Garman, met de ontblote borst, zou kunnen suggereren dat er zojuist misschien wel een vrijpartij heeft plaatsgevonden. Er zit verwijt in jegens de schilder. Zijn schuldbesef slaat als het ware overop de kijker.

Af en toe


Pissarro, “Place Lafayette, Rouen”, 1883


 Na de lente,
     Korte zomer,
           Hoop in weemoed 
                                         zacht verdwijnt,
  T'is de rente,
        Van de dromer,
          Af en toe, 
                                          de zonne schijnt.

zondag 10 december 2017

J.W. Waterhouse: “The Lady of Shalot

    Voorbij het gehoor,
         Klinkt ruisend jou stem,
            De wind kwam me ruisend verhalen,
    Het ruist bij mijn oor,
         Het ruist door mijn pen,
            De ruisende stem van mijn dwalen.


zaterdag 9 december 2017

Schrijversavontuur


        Henri Le Sidaner"De blauwe tafel, Gerberoy"

     Marcel Proust zei ooit dat hij er pas gedurende het schrijven aan zijn “A la recherche du temps perdu” achter kwam dat Albert homoseksueel was. Sartre trok die uitspraak later een beetje in het belachelijke en achtte dat onmogelijk: wat een schrijver schrijft kan alleen maar voortkomen uit hemzelf. Proust hield zichzelf voor de gek, vond hijwanneer de schrijver iets begint weet hij allang wat hij wil gaan zeggen.

   Mulisch echter stelt dat wanneer een schrijver begint te schrijven, hij geen idee heeft waar hij uit zal komen. Schrijven is een avontuur op zichzelf. Mulisch heeft mooie boeken geschreven. Proust ook. Sartre heb ik eigenlijk nooit kunnen lezen. Sartre was ook geen prettig mens. Maar goed, dat heb ik van Mulisch ook ooit gedacht. Dat heeft er niks mee te maken.
    Toch?

Broem

Monet: "Le Pont d'Europe"

                                        BROEM
                                        rijden rijden 
                                        rijden rijden 
                                        rijden
                                        rijden in de auto 
                                        harder
                                        en harder
                                        stop!
                                        en weer harder
                                        harder
                                                      en harder
                                        broem
                                        zz
                                        TOETTOET
                                        niet  slapen
                                        rijden
                                        broem
                                        zz
                                        liever met de trein 
                                        slapen in de trein
                                        zz
                                        broem
                                        weer harder.
                                        Tjoektjoek.
                                        BOEM!
                                        STOP!
                                        zz.

vrijdag 8 december 2017

Tien brieven


Caillebotte: "Jeune homme à la fenêtre"

Kabouter Prak gaat op zijn fiets naar het werk, maar bij de elfde paddenstoel krijgt hij een lekke band.
- "Potverdorie".
Kabouter Prak neemt de fietsenplak uit het zadeltasje, en steekt het in zijn binnenzak. De rest van het eindje loopt hij verder te voet.
- "Goedemorgen".
- "Goedemorgen".
Op het werk moet kabouter Prak tien brieven achterstevoren overschrijven, met de cijfers op de kop. Na een uurtje is het klaar, en hij laat het aan de grote baas-kabouter zien.
- "Niet goed", zegt de grote baas-kabouter: "de cijfers moeten achterstevoren, en de brieven op de kop".
- "Kan ik vanmiddag dan vrij krijgen".
- "Geen probleem".
- "Hoe laat is het dan nu"?
- "Donderdag".
- "Tot donderdag".
Kabouter Prak loopt terug, maar zijn fiets is al gestolen. De fietsenplak gooit hij , schuin over zijn schouder, en hij neemt de kabouterbus naar huis.
- "Potverdorie, daar gaat mijn middagje vrij. En ik wilde nog wel nergens aan denken".
En de tien verkeerde brieven spoken angstig door zijn hoofd.

donderdag 7 december 2017

Serov“Meisje met de perziken"

Bij Paustovski staat een mooi motto voor dit blog te lezen: "Iedere minuut", schrijft hij, "ieder terloops toegeworpen woord, iedere blik, iedere diepe of schertsende gedachte, iedere onmerkbare beroering van het menselijk hart evenals het rondvliegend dons van een pep pel of het blinken van een ster 's nachts in een plas, het zijn allemaal korreltjes poedergoud.
Wij schrijvers winnen deze miljoenen korreltjes in de loop van tientallen jaren, wij vergaren ze zonder het zelf te merken, smelten ze om in een legering en smeden daaruit dan onze gouden roos: een novelle, een roman of een gedicht".

Laten we het er op houden dat ik ergens tussen het vergaren en het smeden ben blijven steken, ergens ter hoogte van de nog ongevormde legering. Het leven vereist veel tijd. Smeden ook. Ergens moeten concessies worden gedaan. 

Gelukkig echter gaat smelten meestal vanzelf. Waar het op aan komt is het ziften van de goudstof. Ik probeer te herinneren, ik probeer te herkennen, ik schrijf wat op mijn laptop en ik schik wat. Dat is alles. Voor meer heb ik geen tijd, voor meer heb ik geen moed. Het smeden laat ik gedwongen aan de lezer. Eenieder make er het zijne van. Met mijn permissie.

woensdag 6 december 2017

Eilandje

Mauve: "Morgenrit"

Nescio stelde de vraag des levens een keer als volgt: moet een mens iets doen in het leven, iets willen bereiken, ondernemen, of moet hij zich liever terug trekken op het eilandje van God”.

 Hiermee raakt hij aan de kern, voor mij althans. Voor anderen kan ik niet spreken. Anderen hebben niet eens in de gaten dat er een eilandje is. Maar die missen ook niks, natuurlijk.

Wat mij betreft, ik zoek de oplossing maar weer in het midden. Of liever: ik houdt beide wegen nadrukkelijk gescheiden. Ik leef gewoon mijn leven van alledag, heb een baan, mijn gezin. Natuurlijk. Alles draait uiteindelijk om het gezin, zeker als je kinderen hebt.

 Maar af en toe heb ik ook een eilandje nodig, alleen voor mezelf. Waar ik met mijn eigen dingetjes bezig kan zijn. Mijn boeken, mijn schrijvereitjes. Zonder dat ik  dat met anderen hoef te delen. Ook dat heb ik nodig, nodig ook om in het leven van alledag te kunnen blijven functioneren.

Misschien had ik in dat dagelijks leven wel wat meer mogen ondernemen en wat meer kunnen bereiken. Het maximale is er wellicht niet uitgehaald. Altijd immers wist ik dat ik tijd moest blijven maken voor mijn tochtjes naar het eiland. Als dat niet meer kan lukt de rest ook niet meer, vrees ik.

Van de andere kant is het goed dat mijn eilandje ook nooit te groot is geworden. Ook dan was het niet goed gegaan met mij. Dan was ik misschien een soort kamergeleerde geworden of een verstokte schrijver die het contact met de buitenwereld was verloren. Als Pnin of Peter Kien. Ook dat was niet goed geweest.

Het is goed zo.