John Ward (1917-2007), “Portret van Stephanie in profiel”, 1979 |
Waarom je soms in ene betoverd kunt worden door een vrouw weet niemand. Zelfs ik kan het niet vertellen, hoe vaak het me ook overkomen is. Ooit zag ik mijn huidige vrouw voor het eerst en dacht “ja, dat is ze”. Later herkende ik haar in andere vrouwen. Of is het toch ooit andersom geweest, en ben ik dat vergeten. Je weet nooit waar het begint.
Stephanie was studente aan de Canterbury College of Art, waar John Ward doceerde, toen al over de zestig. “Ze kwam de printruimte binnen”, vertelde hij later, “en meteen werd ik door haar gegrepen, de ranke gestalte, de blik, de aperte sensualiteit. Ik was bezig met het afdrukken van een ets, maar liet het werk meteen liggen. Na lichtelijk aandringen stemde ze ermee in voor me te poseren”. Gedurende haar verdere studiejaren zou ze Wards model blijven. “Ik geloof niet dat ze ooit specifiek geïnteresseerd was in wat ik maakte, maar ze vond poseren wel een makkelijke manier van bijverdienen. Hoe meer ik haar schilderde, hoe meer ik zag wat een wonderbaarlijk schepsel ze eigenlijk was”.
Dat is de anekdote. Meer is het niet. Meer weet ik niet. Maar toch de moeite waard om te vertellen. Te onthouden. Voor Stephanie, en voor alle vrouwen die me ooit betoverd hebben. Voor mijn eega. Om de verwondering die nooit echt verdwijnt. Niet bij Ward, niet bij mij.