Labels

maandag 24 februari 2020

Gewoon je werk


Caravaggio, “Avondmaal in Emmaus”, 1601-1602

Omdat ik het zelf niet beter kan zeggen nog maar een citaat van Bernhard Schlink. Hij beschrijft een toevallig gesprek in de auto, tijdens een lift, op weg naar een concentratiekamp, voor een werkbezoek:

“Zo, dus je probeert te begrijpen waarom mensen zulke verschrikkelijke dingen konden doen. <...> Wat wil je eigenlijk begrijpen? Begrijp je dat mensen uit hartstocht moorden, uit liefde of haat, of uit eergevoel of wraak?”
Ik knikte.
“Je begrijpt ook dat mensen moorden om rijk te worden of machtig? Dat mensen in oorlogen moorden of bij een revolutie?”
Ik knikte opnieuw. “Maar...”
“Maar degenen die in kampen werden vermoord hadden degenen door wie ze werden vermoord niets gedaan? Wil je dat beweren? Wil je beweren dat er geen reden voor haat was en geen oorlog?”
Ik wilde niet weer knikken. Wat hij zei klopte, maar niet de manier waarop hij het zei.
“Je hebt gelijk. Er was geen oorlog en geen reden tot haat. Maar ook de beul haat degene die hij terecht moet stellen niet en stelt hem toch terecht. Omdat het hem werd bevolen? Je denkt dat hij het doet omdat het hem werd bevolen? En je denkt dat ik het nu heb over bevel en gehoorzaamheid en over het feit dat de bewakers in kampen bevelen kregen en dat ze moesten gehoorzamen?” Hij lachte honend. “Nee ik heb het niet over bevel en gehoorzaamheid. De beul volgt geen bevelen op. Hij doet zijn werk, haat degenen die hij terecht moet stellen niet. Wreekt zich niet op hen, brengt hen niet om het leven omdat ze hem in de weg staan of bedreigen of aanvallen. Ze laten hem volmaakt onverschillig. Ze laten hem zo onverschillig dat hij ze evengoed wel of niet kan doden.
Hij keek me aan. “Geen maar? Kom op, zeg dan dat de ene mens de andere niet zo onverschillig mag zijn. Heb je dat niet geleerd? Solidariteit met alles wat een menselijk gelaat heeft. Waardigheid van de mens? Eerbied voor het leven?
<...>
“Ik heb een keer”, ging hij verder, “een foto gezien van het doodschieten van de joden in Rusland. De joden wachten naakt in een lange rij, een paar staan aan de rand van een groeve, en achter hen staan soldaten met geweren en schieten ze in de nek. Dat gebeurt bij een steengroeve, en boven de joden en de soldaten, op een richel in de wand, zit een officier, laat zijn benen bungelen en rookt een sigaret. Hij kijkt een beetje ontstemd. Misschien gaat het hem niet snel genoeg. Maar hij heeft ook iets tevredens, zelfs iets opgewekts in zijn gezicht, misschien omdat de werkdag er spoedig op zit en hij vrij is. Hij haat de joden niet. Hij is...”.
“Was u dat, zat u zelf op de richel en...”?

Het kan gewoon een gesprek zijn. Ironie? Sommige dagdagelijkse analyses geven dieper inzicht dan Hegel en Kant, Arendt, Adorno. Om van mensen als Bregman en Harari maar te zwijgen. Sommige analyses kunnen misschien wel alleen vanuit de literatuur worden gegeven. Wie is toegestaan te oordelen? Wie durft er nog te oordelen? Het was gewoon werk. Daar kun je het mee doen. Eichman, Speer. De politiemannen in Amsterdam die de joden ophaalden, medewerkers van het bevolkingsregister. De Duitsers die ons land bezetten. In Oorlogswinter zie je allemaal valse NSB-ers en barse Duitsers. Zo zijn wij niet, denkt de lezer. Bij het einde van de oorlog trekken we een witte band om en zijn we boos op de NSB-ers. En op alle Duitsers. Alle Duitsers zijn slecht, net zoals de cowboys met zwarte hoeden in de westerns van mijn vader. Soms is het leed zo groot dat het niet is te vatten, van welke kant je het ook aanvliegt.