In het Wilde Woud, illustratie Chris Dunn |
Bij het rommelen in mijn bibliotheek stuit ik op Wind in the Willows, van Kenneth Graham. Een oer-Engels boek. Ik las het al als kind, en later met andere ogen. Een boek voor jongens.
Vrouwen komen in het boek niet voor. En zo hoort het ook in een jongensboek. De hoofdpersonen zijn Tomas, Rat, Mole en Badger. Een vriendenclub, ondanks alles. Als een bondgenootschap tussen mannen die gezamenlijk op jacht gaan. Hun vriendschap en onderlinge bereidheid tot hulp is een voorwaarde voor overleven, voor veiligheid en welbevinden in het huiselijk bestaan.
Zoek het geluk dicht bij huis, heb ik al eens eerder gezegd. Bij degenen die je lief zijn. Het devies van Wind in the Willows kan niet beter worden samengevat. Voorgenomen reisjes lopen telkens uit op faliekante mislukkingen. Zoals het reisje dat Mol onderneemt naar het hart van het Wilde Woud:
“Er was niets dat hem bang maakte toen hij er pas in was. Twijgen kraakten onder zijn poten, hij struikelde over takken; paddestoelen en boomstronken leken op vertekende gezichten en verrasten hem een ogenblik door hun gelijkenis met iets vertrouwds en ver wegs; maar dat was allemaal nog leuk en opwindend. Hij ging dan ook verder.”
Allengs echter neemt de angst toe:
“Toen opeens, net of het aldoor zo geweest was, leek ieder hol, veraf en dichtbij, en er waren er honderden, een eigen gezicht te hebben, dat vliegensvlug opdook en weer verdween; en die keken hem allemaal aan met kwaadaardige, vijandige blikken; en ze hadden allemaal harde, boze en scherpe ogen.”
Uiteindelijk is het Mole die Rat komt redden en meeneemt naar het huis van Das.
“De vloer van versleten rode stenen, en in de ruime haard brandde een blokkenvuur.”
Blijf dicht bij huis. Thuis. Laat het blijven zoals het is. Weet wat je hebt. De warme kachel, het gezellige servies, de voorraadkamer, alles ademt veiligheid en geborgenheid. Het is de essentie van het leven. Al leggen we ons daar niet altijd bij neer. Maar daar zijn wij dan ook mensen voor.