Jan Vermeer, “Het straatje”, 53,3 x 44 cm, 1658-1660, Rijksmuseum Amsterdam |
Vermeer schilderde “Het straatje” voorafgaand aan zijn majestueuze “Gezicht op Delft”, dat ik bij momenten het mooiste schilderij uit de Nederlandse schilderkunst vind. Bij de vervaardiging van “Gezicht op Delft” gebruikte hij een camera obscura. Dat kan onder andere worden afgeleid uit het wat hogere perspectief, iets boven het grondniveau, hetgeen nodig was om perspectiefvorming te voorkomen. Datzelfde hogere perspectief zien we terug in “Het straatje”. Daarbij is “Het straatje” met eenzelfde fotografische precisie geschilderd als “Gezicht op Delft”. Nu zal het “Gezicht op Delft” geschilderd zijn voor een belangrijke opdrachtgever: het is een groots werk waar door Vermeer veel tijd in gestopt moet zijn. Dat moest natuurlijk goed voorbereid worden, zeker als hij de gedachte had om er een camera obscura bij te gebruiken. De waarom “Het straatje” werd geschilderd wordt eigenlijk nooit gesteld in de literatuur: wie zou opdracht hebben kunnen geven tot een schilderij waar het huis van de tante van Vermeer op stond? Bovenstaande overwegende denk ik dat ‘Het straatje’, hoe geroemd ook, niet meer dan een studie is geweest voor Vermeer, meer in het bijzonder een studie in het werken met een camera obscura. Ik lees dat niet terug in de literatuur, maar de literatuur wordt alleen geschreven op basis van wat aangetoond kan worden. Wat een gevaarlijk uitgangspunt is in de kunsthistorie. In alle historie trouwens.
Ach ja… Wie luistert er naar mij. Ik schrijf dit stukje uiteindelijk toch vooral omdat ook “Het straatje”, net als “Gezicht op Delft”, een geweldig schilderij is. De historische sensatie: ervaren dat het verleden echt bestaan heeft. Wat moesten we met geschiedenis zonder de schilderkunst.