Labels

vrijdag 8 november 2024

Museumbezoek

 
Edgar Degas, “Bezoek aan het museum”, ca. 1885

Bij de verlening van het eredoctoraat in de Letteren en Wijsbegeerte aan David Roëll, directeur van het Rijksmuseum, door de Amsterdamse universiteit in 1958, hield de ‘jonge doctor’ een rede over de inrichting van musea, waarin het volgende voorkwam:

‘Het voornaamste doel van een oordeelkundige opstelling is de bezoeker de verveling en vooral de vermoeidheid te besparen. Hij moet zich in het museum thuis voelen en telkens, van de ene zaal naar de andere gaande, aangenaam worden verrast. Hij moet kunnen rondlopen met een gevoel van welbehagen. Alles moet daartoe meewerken: niet alleen een logische en kunsthistorisch verantwoorde circulatie door het gebouw en een volmaakte opstelling, maar evenzeer voldoende gelegenheid tot uitrusten en een perfect systeem van verwarming, air-conditioning en verlichting.’
Ik bezit een gehavende 1e druk van Nescio’s verhalenbundel “Dichtertje, De Uitvreter, Titaantjes” uit 1918, in datzelfde jaar door Roëll aangeschaft, gezien zijn naam en datering op het exemplaar. Ik leidt af dat beide heren elkaar gekend moeten hebben. Ik constateer dat de geest van Nescio doorheen Roëll’s leven en werk altijd is rond blijven waren, gezien ook bovenstaand citaat. Ik zou daar een kleine studie aan willen wijden, na mijn pensioen. Hoewel, waarschijnlijker is dat ik met een gevoel van welbehagen wat vaker door een museum zal lopen. Maar ook dan zal ik af en toe aan Roëll denken.


Degas, “Bezoek aan hetmuseum”, 1879-1880