Francisco Goya, “De heilige Juste en de heilige Rufina”, 309 x 177 cm, 1817-1818, Kathedraal van Sevilla |
Ik ben nog steeds in Sevilla en ik was in de kathedraal. Honderden schilderijen, maar ik haal de topstukken er direct uit, zonder erop voorbereid te zijn. Van verre herkende ik de kwaliteit van de late Goya tussen de andere meesterwerken en ik zag dat het goed was. Beter dan al het andere bij elkaar, beter dan de hele kathedraal, in al haar overdaad, Spanje zo vaak typerend. Het schijnt donker in mijn ogen, ik voel angst bedekt door devotie.
De zusjes Juste (gerechtigheid) en Rufina (roodharige) waren verkoopsters van aardewerk. Ze leefden in de derde eeuw nabij Sevilla. Toen ze weigerden hun waren te verkopen tijdens een heidens feest werden ze gevangengenomen en gefolterd. Ze gaven niet toe. Juste overleed in de gevangenis, Rufina werd voor een leeuw geworpen, maar die legde zich aan haar voeten, waarna ze onthoofd werd. Zo ongeveer luidt de legende.
Martelaressen voor God, 1800 jaar later nog herinnerd, levensgroot afgebeeld, recht voor mijn neus. Patroonheiligen van Sevilla. Het verhaal ging dat Goya twee prostitués als model had gebruikt, hetgeen weerstand opriep toen het schilderij in de kathedraal werd gehangen. Dat schijnt nu vergeten. Barmhartigheid komt met de jaren. Goya zal het geweten hebben, alsof hij een grap uithaalde. Kerkgangers terecht wees, tweehonderd jaar later. Toen ik voor het werk stond.