Labels

zondag 10 augustus 2025

Churchill en de vergetelheid


William Worcester Churchill, “Jonge Brieflezende vrouw”,
olieverf op linnen, 140x63,5 cm, zj, privé collectie 

William Worcester Churchill (1858-1926) was een Amerikaans kunstschilder. Hij studeerde aan de Boston Museum School en vervolmaakte zijn studies, als zoveel Amerikaanse schilders, eind jaren 1870 in Parijs onder Léon Bonnat. Terug in de Verenigde Staten, Boston, volgde hij studies onder Edmund Tarbell, die hij in Parijs had leren kennen, en maakte hij vooral naam als portretschilder. Ook maakte genrewerken, naakten en landschappen. Hij had diverse grote exposities over het hele land en werd onderscheiden tijdens de World’s Columbian Exposition in Chicago in 1893, de Pan-American Exposition in Buffalo in 1901 en de Panama-Pacific Exposition in San Francisco in 1915. Tegenwoordig haalt hij Wikipedia niet eens. Bovenstaand bijna levensgroot portret van een lezende vrouw werd in 2012 voor 14.500 dollar verkocht. Terwijl het zich best zou kunnen meten met een portret van bijvoorbeeld William Merrit Chase. Sargent en Klimt durf ik bijna niet te noemen. Ik zie de invloed van Tarbell. In zijn naakten herken ik Bonnat. Soms weet je niet waarom de een boven komt drijven en de ander niet. Aan mij de eer om hem toch nog maar eens uit te lichten. Niks mis mee toch?








woensdag 6 augustus 2025

Wisseldagen

 
George Spencer Watson, “Vrouw in hemd”, ca. 1932, 
91,5 x72 cm, Royal Academy of Arts, Linden

Op donkere dagen,
Wolken die huilen,
Ben je niet zonnig,
Maar bozig en klein,

Tot het weer licht wordt,
Niet om te schuilen,
Kom je tevoorschijn,
Wil je er zijn,

Mag je er zijn,

Zo bozig en klein.


maandag 4 augustus 2025

Zicht op geluk

 
Paul Mathey, “Felicien Rops in zijn studio”, ca. 1888,
146,5 x 156 cm, Musée d’Orsay, Parijs

De doden zijn het gelukkigst.
Zo sprak vandaag een man tegen mij.
Hij kende de bundel van Korteweg.
‘Ouderen zijn het gelukkigst’,
Zo heet een bundel van Korteweg.
Het was een oudere man die dat zei.
Zo oud als ik ben geworden,
En kunstenaar
                                                 die zei dat tegen mij,
De kunstenaar die ik nooit ben geworden.

Een leven lang hopen, 
                                voorbij,
En nog steeds was hij niet gelukkig.
Een leven lang wachten, 
                                voorbij.

Het is een lange weg geweest,
Zo sprak hij tegen mij,
En dat alles gaf mij te denken.
Ouderen verliezen
                                                     het zicht op het geluk,
Denken dat je pas gelukkig wordt 
                           later.

Zo’n ongelukkig leven wordt nooit meer gelukkig.
            Zo’n leven is maar beter 
                                                           op een goede dag voorbij.

Al is dat wel erg somber.

Ik zoek hier vooral naar het heden,
Dat zij hij tegen mij.


zaterdag 2 augustus 2025

Carl is een meisje

 


De naam was ik weleens tegengekomen, steeds heb ik gedacht dat het een man was. Ik kende niks van Carl Friedman. Nog nooit had ik iets van haar gelezen. Een paar weken geleden kocht ik haar verzameld werk in de ramsj, een prachtig bandje van Van Oorschot voor vijftien gulden. Na twee alinea’s lezen in de winkel voelde ik dat het een toon was die paste. Dat kon ik niet laten liggen voor dat geld.

In 2005 ontstond er een controverse over Friedman, die de schijn wekte Joods te zijn maar het niet was. Dat las ik op internet. Sommigen vonden het schande. Het was aan mij voorbijgegaan. Maar het blijft interessant. Max Pam noemde haar een eng mens. Hij vroeg zich in een column af of de weggevallen authenticiteit afbreuk aan haar werk. Hij schreef: “Een kunstwerk is autonoom, zoals dat zo fraai heet, maar dat neemt niet weg dat je er toch anders tegen aan gaat kijken als je weet dat de schepper de boel heeft belazerd. Je kunt wel denken dat de Emmaüsgangers een even mooi schilderij bleef, toen uitkwam dat het niet door Vermeer maar door Han van Meegeren was geschilderd, maar dat is op den duur niet vol te houden.” Dat vind ik mooi gezegd maar ik ben het er niet mee  eens. Niet alleen omdat het werk van Van Meegeren nooit de kwaliteit van Vermeer heeft gehaald, maar het werk van Friedman is van hoog literair niveau. Het leest voor mij ook niet anders nu het een vrouw blijkt te zijn. Een vergelijkbare redenatie geldt voor Hamsun, Celine…

Misschien is het wel goed dat ik altijd afstand heb gehad. De controverse ligt twintig jaar achter ons en Friedman is al vijf jaar dood. Het is aan mij voorbijgegaan, maar nu ben ik wat bijgelezen. Ik lees stukken uit haar verzameld werk en ik vind het mooi. Friedman heeft al die nare criticasters niet verdiend. Dat voel ik als ik haar werk lees. Dat zie ik als ik naar haar foto kijk. Joodse of niet, Carl Friedman is een goed mens. Ze is misschien psychologisch complex, dat zou ik weleens willen ontrafelen, maar niet eng. Mensen die Carl eng noemen zijn in wezen pestkoppen. Carl is een kwetsbaar meisje, los van het feit dat ze ook zelf weleens kon pesten. Het ligt allemaal dicht bij elkaar. Postuum heb ik met haar te doen.


                              

vrijdag 1 augustus 2025

Goede jeugd

 
Peder Mønsted, “De bloemen water geven”, 1925

Aan de mensen die spreek vraag ik bij aanvang van een therapie altijd of ze een goede jeugd en kindertijd hebben gehad. Misschien moet ik het ook eens aan mezelf vragen. Geen trauma’s, dat niet, een liefdevolle moeder, zorgzaam aan mijn bed als ik ziek was, maar ook een moeder die mij niet altijd even goed aanvoelde, en voor wie maar weinig mensen goed genoeg waren. Intelligent, maar ook rationeel, ongewoon nuchter over de dood, soms een beetje star, vast zittend in een aantal overtuigingen die hun wortels in haar verre verleden vinden. 

En zo kom ik weer in het hier en nu, zeg ik dan.

Mijn moeder lijkt in haar laatste levensfase te zitten. Dat is ze zichzelf nog meer bewust dan de mensen om haar heen. Haar horizon is nog maar uiterst beperkt. Wat ook mij beïnvloed. Ik zoek haar beeld steeds vaker in het verleden, maak mijn eigen waarheid, als iedereen, als ook mijn moeder. Ik herken mijn moeder in schilderijen, vandaag van Mønsted en Nordenberg. En dan weet ik dat die idyllische gevoelens er ook ooit hebben gezeten. Zo had het moeten zijn, maar dat weetje altijd pas achteraf. Ik weet nog steeds niet of ik kan zeggen dat ik een gelukkig kind ben geweest. 


Henrik Nordenberg, “Familie idylle”, 1887