Nieuwe dagboeken van Voskuil. In de zon lees ik wat willekeurige passages.
Het kabinet Den Uyl is gevallen. Hij komt op televisie, kamerzitting. “Ik kan niet zeggen dat ik van het begin tot het eind geboeid ben, het merendeel van de tijd verveel ik me rot, maar daar doorheen blijft het aangename gevoel dat ik vanavond een alibi heb om niets te doen. Ik vind het zelfs een beetje jammer dat ik daar niet in die kamer zit, al zou ik dan uiteraard geen genoegen nemen met een achterbankje. Een bezeten leven, waarin je geen tijd krijgt te beseffen dat het allemaal onzin is”. Vooral die laatste zin.
Brief aan Barend Voorham, over een van zijn verhalen: “Ik ben kennelijk je lezer niet. Aan mijn reactie heb je niets. Je kunt hem beter - en terecht - woedend naast je neerleggen. Tenzij zou blijken dat je over een paar jaar ook je eigen lezer niet bent. Als je dat risico wilt vermijden, dan kun je het het beste een jaar of acht in een la leggen voor je het overleest. Wanneer je dan om jezelf kunt lachen en in een helder, nuchter Nederlands onder woorden weet te brengen wat je werkelijk bezielde, dan is de kans groot dat ik dat wel met plezier lees en dat je aan mijn critiek geen behoefte hebt”. Voskuil liet zijn dagboeken jaren in de la voordat hij begon te bewerken. Ik schrijf een jaar of acht aan dit blog. Het sorteren komt nog wel.
Nog eentje dan, omdat Voskuil niet zonder kon: “Schrijven, dat is het, een kleine wereld, geheel voor jezelf”. Omdat ik niet zonder kan. Geen wonder dat ik een van zijn lezers blijk te zijn, ook al heb ik er wat weinig tijd voor. Wachten nu op mijn pensioen.